Op de bus, vanuit Antwerpen richting
Edegem, heerste een aangename drukte. De regen kletterde tegen de ramen en de
ruitenwissers zwiepten op snel tempo heen en weer. Nu en dan rinkelde een
telefoon. Verschillende mensen kwetterden in hun mobieltje. Ik had geen idee
waarover er uren, al rijdend, gepraat
kon worden maar, tandpis, tijden veranderen. Anderen raadpleegden facebook of luisterden
naar muziek. In ieder geval, de jongelui waren allemaal, stuk voor stuk, druk
bezig met dat toestelletje in hun handen. Alle zitplaatsen waren bijna bezet en
in de middengang was het drummen geblazen. Kinderen stapten, na een schooldag, luid
babbelend en lachend op. Een sompige regenwarmte
deed de ramen aandampen en een school- zweetgeur zweefde over onze
hoofden. Op het middenpad stond een
kinderwagen met een kraaiende baby, die met mij kiekeboe deed. Aan het station
van Antwerpen kwamen er plots twee mannen de bus op. Geen van beiden betaalde
een buskaartje. Dit wees erop dat de integratie in Vlaanderen praktisch
helemaal geslaagd was. Alleen de brave, meestal oudere generatie burgers
hielpen de omzet, van de Lijn, niet verder in het rood zakken. Dus ‘het zwartrijden’
was regel nummer één, die moeiteloos overgenomen werd door alle blanke en anders
getinte Antwerpenaren. Een eerste man droeg een djellaba met daarover een colbert.
Een jasje dat waarschijnlijk voordien reeds door drie generaties Vlamingen of
Marokkanen afgedragen was. Op zijn hoofd een gehaakte pet zonder klep. Zijn
kroezelige schaamhaarbaard wiegde van links naar rechts. De tweede dikke man
zat diep in een donker trainingspak weggestoken, de kap volledig over zijn
hoofd getrokken. Zijn baard stond alle kanten uit, alsof hij door de bliksem
getroffen was. Twee indringende zwarte koologen bekeken alle medereizigers
terwijl zijn groezelige handen de busstang omklemden. Op hun rug hingen er twee identieke rugzakken.
Het duo leek op een stelletje angstaanjagende figuren, het type dat op
Borgerhoutse pleintjes rondhangt en hoopt naïeve, werkloze, nieuwe Belgjes te radicaliseren. Plots sloeg de sfeer in de autobus om. De
gesprekken verstomden en reizigers probeerden oogcontact met elkaar de leggen. De
beslagen ruiten kristalliseerden onmiddellijk de geur van 50 angstzwetende passagiers.
De mensen schoven ongemakkelijk heen en weer op de klevende buszetels. Ik bedacht dat de rugzakken wel wat klein
waren om kalashnikovs te verbergen maar een terreurgordeltje kon ook best
modieus onder een djellaba of een ruim trainingspak verstopt zitten. De bus reed slopend traag van halte naar
halte. Auto’s bumperden als slakken de stad uit en aan elk rood verkeerslicht
moest er eindeloos gewacht worden. Bij de
eerstvolgende halte liep de bus al half leeg. De kinderwagen werd in alle
haasten naar de uitgang gereden. Toeval of angstreactie, wie zal het zeggen. De
beide mannen schoven door het gangpad richting achterkant van de bus. Ik kon alleen maar denken, dat als die twee
nu volledig in de ban van een zelfmoordideetje waren, aan een bommengordeltje dachten
en aan een touwtje onder hun djellaba of trainingspak zouden trekken, men wel van een heel slechte timing zou kunnen
spreken. Manlief lag na een longoperatie in het ziekenhuis en verwachtte van
deze Florence Nightingale elke dag een bezoekje en nog minstens een maand revaliderende
thuisziekenzorg. Dus als die Islamietenhandjes nog maar richting heup of rugzakje gingen, begonnen mijn voetzolen al
te zweten. We hadden nog maar net, “Je suis Charlie” en “Je suis Paris” verteerd,
dus “Je suis Edegem” stond nu niet direct op mijn verlanglijstje. Misschien
wachtten ze wel met hun terreurvuurwerk totdat we met de bus door een drukke
winkelstraat zouden rijden. Veel ongelovige vliegen in één klap. Doemscenario’s
stuiterden tegen de gesloten busdeuren. Wat zou er gebeuren als straks dat tuig
de lucht in ging? Werd het een
getorpedeerde, uitgebrande karkas van een lijnbus vol met verschroeide handen
die hun mobiel omklemden? Zouden wij er uitzien als blokjes stoofvlees met
klodders bloedworsthersens? Zouden die mannen onmiddellijk naar die 72 maagden
gekatapulteerd worden? Zou men ons nog herkennen. Ik omklemde mijn schoudertas
wat steviger. Men zou al met een koevoet mijn handtas, met identiteitskaart, uit mijn nijpende hand moeten loswringen. Het traject scheen eindeloos te duren.
Antwerpen had weer, voor de zoveelste keer op een regenachtige dag, een
volledig verkeersinfarct. Een paar schoolkinderen duwden met hun boekentassen tegen
de rug van de twee mannen toen ze naar de uitgang ploeterden. De twee mannen
draaiden zich geërgerd om. Man, man.. uitlokking..”Jezus”, hoorde ik een
medepassagier zeggen. Ja, dit was nu, op dit moment, totaal niet de juiste man
om in deze situatie aan te roepen. Normaal zitten er op dit bustraject steeds
een aantal moslima’s. Nu waren er echter in einde en verre geen
hoofddoekvrouwtjes te bekennen die zalvende onderhandelingen konden
opstarten. Een mobieltje schetterde plots
Arabische muziek door de bus. De twee mannen keken elkaar aan en overlegden in
het Marokkaans of ze zouden opnemen. Dan drukte de dikke man op het knopje en
wriemelde zijn mobiel zijn trainingskap in.. Griezelig stil werd het op de bus!
30 paar oren luistervinkten mee naar de mogelijke opdracht. “Hallo, joa Mohamed”,”Joa zeg joeng, ik moest
ierst wachtte totdat dien train van Brussel aankwam oem Mohammed af ‘t haole
hé! Wai staan hier al een halfuur op die bus te geeloege hé. Da verkier zit
potdicht in Antwaarpe. Ik zweer et gast, wai zen oep tijd vertrokke. En ja, wij
emme dat kadoke veur die kleine bij! Joa joeng wai kome direct naar de
kroamafdeling. We stoan in de file gelak iederien hé. Joa doar kunne wai toch
niks aandoeng da gij der in de regen stoat , hé gast. Binne vijf minute zen we
doar, tot sebiet.” De trainingsman lachte naar de froesbaard: “Jao Mo, da
slimmeke staot daar in de gietende regen oep ons te wachtte, in pleuts van nor
binne te goan!” Hun gezichten lichtten op ze grinnikten tegen elkaar.
De bus stopte aan het Middelheim Ziekenhuis en
de djellabaman en zijn kompaan stapten af. De businhoud zuchtte, ademde terug
normaal en het kakelen in de mobieltjes begon opnieuw. Mogelijke terreur doet
wat met een normaal vredelievende mens..
“Je suis Edegem” was nog niet
voor vandaag!
Sim, 8 december 2016