Een paar kilometer van de
kust verwijderd, begint in Tenerife het lavaberglandschap.
Steile rotsen, ingesneden
door barranca’s (kloven) en afgewisseld met hoogplateaus reiken helemaal tot
aan de krater. Alle wegen lopen hier niet naar Rome maar naar de hoogste berg
van Spanje, de Teide. In de loop der jaren zijn de Canaries er zich bewust van
geworden dat er ook toeristen zijn die meer verlangen dan alleen maar aan het
strand of naast het zwembad te liggen zonnen. Sinds kort markeren ze
wandelpaden met gekleurde streepjes of cijfers. Soms lukken ze erin om een
volledige wandeling foutloos te bewegwijzeren, maar uit ondervinding weten wij,
dat de gekleurde aanwijzigen of cijfers ergens op het traject op een
mysterieuze wijze verdwijnen. Een paar keer zijn wij, bij vroegere wandelingen,
hopeloos verloren gelopen. Zo hebben ook wij meer dan eens dubbele, niet
geplande, afstanden gewandeld. We laten
ons echter niet meer beetnemen en hebben sinds enkele jaren een wandelkaart gekocht.
De zon schijnt warm over onze
hoofden en we puffen tussen de lavarotsen de berg omhoog. Klimmend als
berggeiten steken wij onze wandelstokken tussen het lavagrind. Naargelang
wanneer de vulkaan uitgebarsten is, variëren de kleuren van de lavastenen.
Grote zwarte piekerige rotsblokken tot kleine ei- grote witte, roze/roodbruine
naar azulejos blauw/groene lavabrokken. Naargelang het stijgende pad steiler en
steiler en de lucht op deze grote hoogte van ca. 2500 meter ijler en ijler wordt,
vertraagt het wandelritme en dreunt ons hart sneller in onze oren. Op elk plat
plateautje houden we eventjes halt om te drinken en om ons hartritme terug op
mensenniveau te krijgen. Rond het middaguur komen we aan een wandelkruispunt
waar de gekleurde streepjes en cijfertjes weer onvindbaar zijn. Wij zoeken hier
een min of meer platte lavasteen uit en laten ons vallen om te picknicken. We zullen daarna onze
wandelkaart raadplegen. Achter ons komen een paar echtparen de berg
opgeklommen. In de stilte van de ijle berglucht zweven Duitse, Scandinavische en
Franse woorden onze richting uit. De Duitsers struikelen bijna over onze voeten
.Ondanks hun omvangrijke buikenomtrek denderen zij ons op een marsritme als
blinde moffen (heu sorry) mollen voorbij. Zij kregen met de moedermelk
vermoedelijk de basisbeginsels van het wandelaarjargon niet mee. Nu moet men
niet zoals de Oostenrijkers overdrijven en alle tien stappen god met hun Grüss
Gott aanroepen, maar met een Spaans ola, een halo of een universeel vriendelijk
knikje kom je als kruisende wandelaar toch ineens een stuk sympathieker over. De
Franse man hijgt calorieverbrandend het
bergpad op. Hij ziet knalrood van inspanning. Het zweet gutst van zijn onbeschermde
glanzende kale hoofd. Ik hoop alleen
maar dat hij op onze hoogte geen hartinfarct krijgt. Van de tegenovergestelde
richting naderen twee jongelui. Een prachtig gebruinde jonge man en een jonge
vrouw met benen tot aan de hemel. Haar short bedekt amper de ronding van haar
achterste. Haar borstjes wippen als puddingen op en neer. De zon weerkaatst blauw op haar lange
pikzwarte haar dat ze telkens heel sexy naar achter zwiept. Geen druppel zweet
is op haar mokkakleurige lichaam te bespeuren. Zij heeft twee koolzwarte oogjes,
een redelijk grote neus en parelwitte tanden in een glimlachende mond. Manlief staart haar vol bewondering aan. Als
ik vraag of zijn pornografische voorstellingen voer voor publicatie zijn, lacht
hij: “Het is wel duidelijk dat als je mooie vrouwen wil zien, je niet gedurende
deze senioren- overwinterperiode op het strand moet rondkijken. Het is niet
omdat ik wat ouder word, dat ik niet kan genieten van een Miss Spanje die hoog
op de berg mijn pad kruist. En, daarbij, je weet dat ik van grote neuzen hou.”
Dat is voor mij, die met Pinokkio een spelletje ‘om ter langste’ zou kunnen
spelen, weeral een geruststelling.
De zes wandelaars houden halt op ons vier-
armenkruispunt en zoeken allemaal een stukje in allerlei richtingen naar de
ontbrekende kleurige aanwijzingen.
Er ontstaat een Babylonische spraakverwarring
als ze elkaar om raad vragen.
De jongelui zijn Spanjaarden,
die enkel een woordje Engels lispelen. Het ene koppel blijken Noren te zijn,
die een mondje Duits spreken. Het andere koppel zijn twee Fransen, die
alleen…Frans praten. Alle zes proberen ze elkaar te begrijpen. Ze wijzen naar
alle mogelijke richtingen maar slagen er niet aan elkaar een zinnige uitleg te
geven. Het enige woord waar ze het over eens zijn is ‘senderos’, wandelweg. We
zien de vraagtekens in de blauwe hemel opstijgen. In welke taal zij ook praten,
wij begrijpen elke zin die de berglucht in zweeft. Wij zitten een beetje te
grinniken om de pantomime op de berg van Babel!
Eerst negeren ze de twee op de lavastenen zittende sandwichknabbelende
wandelaars maar als ze de wandelkaart op onze knieën zien liggen beginnen ze
taalbarrièrebrekend naar ons te
glimlachen.
Manlief kan het niet laten en
roept in het Frans, Duits, Engels en in ‘t Spaans dat hij eventjes met de
wandelkaart zal komen. De wandelaars kijken hem vol ongeloof aan. Als ik
manlief dan nog iets in het Vlaams naroep, kunnen ze helemaal niet meer
plaatsen waar wij vandaan komen. Meertalig
wordt de wandelkaart bestudeerd. Wij fungeren als vertalers tussen dit bonte
allegaartje. Onze borst zwelt als ze vragen hoe het toch mogelijk is, dat wij Vlamingen
al die talen kennen? Met een zekere
trots verklaren wij dat wij ons zelfs met een beetje Italiaans ook verstaanbaar
kunnen maken. De Noor lacht en zegt in het Duits: “Prachtig, zes talen maar Noors
kennen jullie niet hé?”. Ik glimlach en zeg stralend een van de zinnen die nog
uit een ver verleden in mijn hoofd zijn blijven hangen: “Jeg forstår og snakke
litt norsk .“* De mond van het Scandinavische koppel valt open. Ik ga
onmiddellijk verder met de tweede zin die ik nog ken: “Min ex mans mor e fra
Trondheim.”*. Nog voor de Noren de kans
krijgen om van blijdschap in zwijm te vallen en hun levensverhaal op mij af te
vuren, spoort manlief ons aan om de wandeling verder te zetten. Hij weet
ondertussen wel dat mijn Noorse talenkennis maar uit drie zinnen bestaat. We
stappen verder het lavapad af. Ik kan
het niet laten en draai me om, wuif naar de Scandinaven en roep mijn laatste
zin: “Beholde deg godt!”*
Het Franse echtpaar besluit,
gezien het warmlopen van monsieur en zijn niet hittebestendige en overkokende hersenpan, rechtsomkeer te maken. De Spaanse
jongelui huppelen hand in hand verder heupwiegend de berg af. De Noren
twijfelen nog of ze de grote of de verkorte versie van het wandelpad zullen
afmaken en roepen nog “Takk”* naar ons. Nog één Noors zinnetje borrelt nog in
mijn spraakcentrum omhoog: “Vaer sa god!*
Al deze talen op een
vierkante meter, hoe is het toch mogelijk?
Ja, weten jullie nog dat
verhaaltje van de Toren van Babel?
Verschillende volkeren bouwden in volledige samenhorigheid in Babylon een hele hoge toren die tot aan het
hemels paradijs zou moeten reiken. God hield de bouwwerkzaamheden angstvallig in
het oog. Nooit zou hij toestaan dat de toren tot aan zijn voordeur zou komen en
er allerlei bouwvakkers in zijn voortuin zouden bivakkeren. Een van zijn
slechte karaktertrekjes kwam boven en vanaf zijn wolk in de hemel bliksemde hij
zijn toorn over deze metselende volkeren. Vanaf dat moment zouden zij allemaal
een andere taal spreken. Plots verstonden de architecten, de aannemers en de
metselaars elkaar niet meer. Het werd
een Babylonische spraakverwarring en na een daverende ruzie werd de
bouwwerf stilgelegd! Vanaf dan spraken
alle mensen op aarde verschillende talen en verspreidden ze zich over de ganse
aarde. Leuke vent hé? Nu ging het eens de juiste richting uit! Ja, van een
slecht karakter gesproken. Dat verhaaltje van Adam en Eva en die appel is nog
zo iets. Eva dacht: “A apple a day, keeps
the doctor away!” Zij plukte die appel
dan nog niet voor zichzelf, maar voor Adam. Maar dat was buiten de wil van God
gerekend hoor. De twee geliefden werden uit het paradijs gegooid en om Eva
extra te straffen zouden vanaf dan alle vrouwen in geweldige pijnen kinderen
baren. Sadistisch machotrekje? Vindt de helft van de bevolking dit nu nog zo’n
leuke man? En dan dat spelletje met Maria en Jozef. Maria zwanger maken en
negen maanden met een dikke buik, als overspelige maagd laten rondlopen terwijl
hij wist dat Jozef zijn vruchtbaarheiddatum al lang verstreken was.
Drieëndertig jaar later liet hij zijn enige zoon aan het kruis nagelen. Het
moet je vader maar zijn! Je zou bijna schrik krijgen, als hij op zondagochtend
na het klokkengelui, juist jouw gebedje er uit de miljoenen andere zou
uitkiezen om er zich een beetje mee te amuseren. Hopelijk verstaat hij zelf al
die mensentalen nog een beetje, een verkeerde vertaling en je hebt de poppen
aan het dansen. Babel, Babel, babbel,
babbel!
*Jeg forstår og snakke litt
norsk. Ik versta en spreek een beetje Noors
*Min ex mans mor e fra
Trondheim. Mijn ex-man’s moeder is van Trondheim
*beholde deg godt. Houdt
jullie goed
*Takk bedankt
*Vaers sa god aub
Sim, Tenerife 3 maart 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik hoor heel graag van jullie wat jullie van mijn verhaaltjes vinden ?