Elk jaar opnieuw eindigt het
toeristenseizoen in Grau du Roi met plaatselijke feestelijkheden. De Camargue- cowboys laten de laatste weken
van september hun stiertjes weer in formatie door de straten van het stadje
richting de arena lopen. Op elke hoek van de straat speelt er een opzwepend
Camargue orkestje vrolijke Gipsy King melodietjes. De feestvreugde zit er goed
in. We zoeken ons een zitplaatsje langs het parcours waar we de stierenloop en
de passanten goed kunnen bekijken.
Buiten de nog min of meer
normaal uitziende bruine septembertoeristen en de mensen, die hier hun
weekendhuisjes hebben, worden de straten overspoeld door allerlei soorten malloten.
Het lijkt wel dat alle instellingen, inrichtingen, gevangenissen en
verbeteringsgestichten, van Grau en omstreken, al hun patiënten en
gedetineerden gezamenlijk een weekendje vrijaf gegeven hebben. Langs het
parcours staan overal dranghekken zodat niemand gevaar zou mogen lopen om door
een losgebroken stier verpletterd te worden. Alhoewel er in vijf talen
verwittigd wordt dat je tijdens de doortocht van de stieren achter de
dranghekken moet plaatsnemen, houden alleen de meeste toeristen zich aan de
opgelegde regels. De meeste habitués blijven onverstoord in het midden van het
stratenparcours rond kuieren. Tussen de menigte feestgangers schuifelen
zigeuners die iets minder in de stierenloop geïnteresseerd zijn. Wij kijken
onze ogen uit. Je houdt het niet voor mogelijk wat je allemaal aan menselijke
mafkezen ziet voorbij slenteren. Dikbuikige borstenmannen in slank makende
zwarte T-shirts waarop in fluo letters Quick Silver staat, deinen voorbij. Aan
hun waggelende eendenstap is echter niets kwieks meer te bespeuren. Het eerste
kanonschot om iedereen te verwittigen dat de abrivados (stierenlopen) van start
gaan weerklinkt. De eerste Camargue- paarden met
stiertjes hollen door de straten. Ze moeten echter om de haverklap vertragen omdat
de menigte maar heel traag uit elkaar splijt om daarna als magneetdeeltjes
terug in het midden van de straat bij elkaar te klonteren. Manlief tikt me met
zijn knie aan en knikt met zijn hoofd naar de richting die ik moet kijken.
Een jonge vrouw draagt een
half doorzichtige lichtroze jurk waarbij je door de wiebelende vetlagen haar
voorkant niet meer van haar achterkant kan onderscheiden. Haar hoofd is zonder
hals of nekpartij op haar lichaam geperst. Onder haar veel te strakke jurk kan
je soms haar sinaasappelnetjes zien schommelen, met juist boven de knieën de
enige overgebleven pompelmoezen. Haar met glitterspeldjes opgestoken haar lijkt
op een gigantische witte suikerspin. Aan elke hand, van haar zwaaiende lillende
armen, bengelen en jengelen twee toekomstig obesitasjes . Haar treuzelman schuifelt
achter hen aan terwijl hij in een broodje hamburger bijt. Hij draagt een
T-shirt vol ketchupvlekken met de opprint “I am the most wanted man”. Het zal
wel! Manlief kan zijn lachen niet inhouden. Ze lopen met zijn vieren in het
midden van de straat, blokkeren met hun uitgezakte lichamen de volledige
doorgang en waggelen op het laatste moment uit elkaar als de paarden- en stierenformatie
op enkele meter van hun verwijderd is. Een paar Oostblokkers staart met half
gesloten ogen, al een beetje onder invloed, naar de langs drummende mensen. Zij
drukken grote blikken bier tegen hun getatoeëerde blote torsos. Hun twee
tronies doen vermoeden dat ze in alle landen van de Europese Unie gezocht
worden. De kale zwaait met zijn knalrode T-shirt als een toreador over en
weer. Eens de cowboy- stierencombinatie
bijna op zijn hoogte is, stopt hij uit schrik dat de stieren daadwerkelijk op
de rode lap zouden reageren, vlug zijn shirt achter zijn rug. De tweede heeft in beide oren oorringen die
nog groter zijn dan champagne kroonkurken. Langs elke kant van zijn mond heeft
hij grote schroeven door zijn lippen. Hij draagt zijn pet achterstevoren op zijn weggeschoren
haar. De stupiditeit druipt van hun gezichten, maar ze vallen totaal niet op
tussen de andere wachtende simpele carnavalsgekken.
In de verte komen er twee overjarige
tweelingbroers aangeslenterd. De eerste grijze broer heeft in zwart Afrika een jong,
maar heel lelijk groen blaadje op de kop kunnen tikken. Ze lijkt op een
overrijp vruchtbaarheidsbeeldje. De papa/opa draagt een joelende, op en neer
wippende, halfbloedpeuter op de schouders, die te pas en te onpas krijst, dat
de stiertjes op komst zijn. Papa kijkt trots, mama strijkt over haar dikke buik
en kijkt verveeld. De tweede broer draagt een bruine cowboyhoed en een shirt
met het logo van het whiskymerk JB. Over zijn buik staat de Franse vertaling
van die twee letters J B: Jeune et Beau, jong en mooi. ‘Wishful thinking!’ Het
is duidelijk dat deze man thuis geen spiegels heeft hangen. Ook hij, heeft zich
ergens in Azië een bruidje aangeschaft. Dit kleine tengere kindvrouwtje stond vermoedelijk
ook niet op de voorste rij toen de schoonheidsidealen uitgedeeld werden. Beide
geïmporteerde vrouwtjes doen niet onmiddellijk aan seksuele uitwisseling
denken. Manlief klopt me op de arm:
“schoon volk op kwart voor twaalf!”. Ik draai mijn hoofd om en zie een paar prachtige
jonge vrouwen onze richting uitkomen. Korte shorts tot net op de bilronding,
lange benen, hoge plateauschoenen, rondzwiepende haren, oorringen die glinsteren
in de zon en behoorlijke toeters. Ze vallen zo totaal uit de toon tussen al die
dorpsgekken dat ze door de mannen bijna als een bezienswaardigheid nagekeken
worden. Ik wijs manlief erop dat de meiden echter hand in hand lopen en met een
sprankelende verliefde puberblik naar elkaar lachen. Zo zie je maar..! Achter
de meisjes, wankelt een anorexia dame voorbij op meer dan 10 cm hoge hakken. Zij
draagt een heftig flitsend knaloranje fluo- bloesje en een heel spannende
latexbroek met tijgerprint, die haar knokige billen alleen maar benadrukt. In
haar luciferstokjes- arm houdt zij een bibberend Chiwawa hondje. Met haar vrije
hand houdt ze haar naar voren waaiende, uitgeplozen blonde paardenstaart uit
haar strakgetrokken aangezicht. Eventjes vraag ik mij af of er ook een meneer
anorexia is, of heeft die misschien het hazenpad gekozen, op zoek naar zachtere
en malsere oorden. Recht over ons staat er een man met een gigantische zwarte
punkerhanenkam. Het blijft voor mij nog steeds een raadsel hoe hij zijn haar,
met de hier vrij hevige mistralwinden zo recht kan laten staan. Hij staat al
geruime tijd ongeïnteresseerd en verveeld naar zijn schoenen te staren, alsof
hij verwacht dat de stieren tussen zijn tenen uit gaan springen. Zijn vriendin,
waarmee hij hand in hand staat, heeft
lang roombotergeel engelenhaar dat tot over haar billen golft. Zij draagt een
lange witte jurk met vaalgele plekken, alsof iemand haar onder gepiest heeft. Haar
armen zijn spierwit en steken behoorlijk af tegen de andere diepbruine
vakantiearmen. Regelmatig stapt ze naar het midden van de straat om te kijken
of de volgende stieren nog niet in aantocht zijn en dweilt hierbij met haar
jurk over de paardenstronten. We zien alleen haar achterkant die ons aan een perfect
madonna beeld doet denken. Als de paardenformatie voorbij galoppeert, draait ze
zich eindelijk om. Het is alsof ze als figurant weggelopen is uit de vroegere spokenserie,
de Adams Family. Zij heeft een doorschijnende witte huid en in haar grote
decolleté bollen twee halfblote gelatineborsten, waarop een schorpioen
getatoeëerd is. Haar ogen heeft ze met
zoveel eyeliner en mascara bewerkt dat ze op een ziekelijke panda gelijkt. Een van hun vrienden heeft al zijn hoofdhaar
laten wegscheren op een pluk na. Die kleeft van op zijn voorhoofd als een vettige
pladijs over zijn hoofd en eindigt achteraan in een knoetje zo groot als een
druif waar een roze elastiekje omheen zit . Waar zijn short eindigt, beginnen
de blauwe inkttekeningen, helemaal tot in zijn zwartgelakte schoenen. Als de
stiertjes voorbijlopen, gaan de haantjes van Grau erachteraan. Met veel jong
machovertoon trekken de jongens aan de staarten van de dieren. Het tonen van
deze bravoure zal hun tijdens de rest van het schooljaar vermoedelijk een zeker
heldendomprestige opleveren. Iets verder, naast ons, staat een tandeloze Graulien
te roepen. Zijn feestenthousiasme is al behoorlijk opgeklopt met de nodige
pastisdrankjes. Hij is blijkbaar ook één van de dorpsidioten die hun medicijnen
vergaten in te nemen. Met zijn één nog resterende tand, zo groot als een
grafsteen, grijnst hij naar de wachtende feestvierders en roept hij allerlei
wartaal. Hij draagt een scheefgezakte kapiteinspet op zijn woeste grijze
haardos. Zijn blauw en wit gestreepte zeemanstrui steekt in een bermudabroek
met levensgrote ananas printen. Juist voor de volgende stierenloop door de
straten raast, komt er een bejaard echtpaar uit een huisje dat zich langs het
parcours bevindt. Ze waren beiden ergens in het Elvis tijdperk blijven steken. Het
lijkt wel of ze juist van een verkleedpartijtje komen. Hij heeft gigantische zwartgeverfde
bakkebaarden die elkaar bijna onderaan zijn kin terug tegenkomen en een royale
zwarte vetkuif. Zij was waarschijnlijk vroeger een aandachttrekkende moordgriet
met lange rode haren. De jaren hebben echter hun werk gedaan en de neplederen franje
overgooier past totaal niet over haar rode bloempjesjurk. Haar rossige haar is
op de zijkanten bijna helemaal weggeschoren en de resterende bos krullen boven
op haar hoofd is knalrood geverfd. Manlief heeft het eventjes niet meer en
allebei schateren we het uit.
Een tweede kanonsknal
weerklinkt en dat betekent dat de abrivados eindigen.
Ik kan best begrijpen dat
jullie denken dat ik lichtjes overdrijf. Om de waarheid van dit verhaal te kunnen
geloven, moet je deze freakshow echter wel met je eigen ogen gezien hebben. Ik
kan niet van elke randdebiel een foto maken want dan zou er ondertussen al lang
een prijs op mijn hoofd staan. Het is bijna onbeschrijfelijk hoe de
plaatselijke inteelt hier jaren zijn sporen achtergelaten heeft.
Het zou geen slecht idee zijn
als de Franse overheid alle asielzoekers, die zich in Frankrijk willen vestigen,
zouden verplichten om dit weekeindje tijdens het Zuid Franse “la fête du Grau
du Roi!” een kijkje te komen nemen. Elke vluchteling met een gezonde dosis
intelligentie zal volgens mij hierna tweemaal nadenken. Wil hij wel integreren
tussen zo’n zootje schlemielen? Ik zou het volledig begrijpen als de
asielzoeker, na het bekijken van al deze psychisch gestoorden, zich zo snel
mogelijk uit de voeten zou willen maken. In plaats van zijn vingerafdrukken te
laten nemen en zich te laten registreren zal hij plots, luid jammerend en
huilend terug de Middellandse Zee induiken en onverwijld terug naar het
oorlogsgebied zwemmen.
Sim, Grau du Roi 18
september 2015