Heel zielig lag ze daar,
mager en grauw tussen de smetteloos witte lakens van het ziekenhuisbed.
In enkele weken tijd was haar gezonde huid over alle tinten
geel naar het groen grijze van de dood verkleurd. Helemaal alleen bang afwachtend, want de
stemmen die reeds van in haar puberteit in haar hoofd woonden, hadden haar
verlaten.
Ze was als tiener super intelligent. Ze was zo'n prachtige jonge meid geweest en opeens was er iets
finaal in haar hoofd kapot gegaan. Het duurde een tijdje alvorens haar omgeving
inzag dat er werkelijk iets ernstigs aan de hand was. Plots sleepte ze zich van
de ene verplichte antipsychotica spuit naar de volgende. Psychiatrie in en
psychiatrie uit.
Nu het einde naderde weigerde ze alle spuiten, ook diegene
die haar al haar pijn konden verzachten. Eindelijk had ze de macht om alles te
weigeren.
Manlief stond naast haar bed en streelde de haren en de handen
van zijn zus. Met zijn oor tegen haar mond, probeerde hij haar fluisterende
woordjes te verstaan.
Een lichamelijk contact dat ze bij leven niemand, ook haar
broer nooit had toegestaan.
Ze had genoeg aan haar stemmen gehad…Dwingende, lieve,
vloekende en Frans sprekende stemmen. Ze kon niet werken zoals de meesten onder
ons en ze ging gebukt omdat ze dacht dat iedereen het schandalig vond dat zij
van een uitkering leefde.
De verschillende stemmen hielden haar gezelschap, als ze in
haar kleine kamertje kettingrokend haar leven wegblies. Op de salontafel
stonden grote diepe borden vol peuken en van de ooit witgeschilderde muren droop de nicotine bruin naar beneden.
Als ze zich weer eens inbeeldde dat mensen zeiden dat ze
naar sigaretten stonk, waren haar stemmen daar, die haar opdroegen wat ze tegen
de nietsvermoedende medepassagiers op bus en tram moest roepen. Deze mensen
begrepen het allemaal niet…de stemmen
die haar begeleidden, verplichtten haar op die manier te reageren.
Stemmen, die haar ’s avonds toeschreeuwden, dat achter de
kast, grote griezelige spinnen uit de muur kwamen. Voor haar een realiteit en
een rede om de kasten van de muur te
sleuren, alles kapot te slagen, de luchter
uit het plafond te trekken, en door de zittingen van de stoelen te kerven.
Stemmen, die haar dwongen om met een hamer de bankautomaat
in gruzelementen te slaan, omdat deze geweigerd had, geld van haar rode
rekening uit te keren.
Zich hevig verzettend, tegen elke mogelijke nieuwe opname in
de psychiatrie, sloot ze de elektriciteit van haar deurbel af en duwde ze haar
mobiel uit. Niemand zou haar vinden !
Ze luisterde naar de stemmen, die haar verwittigden, dat de
witte mannen haar ’s nachts zouden komen halen en sliep geen enkele nacht nog
normaal. Wakend uit angst, barricadeerde
ze haar deur met emmers ammoniak, klaar om de strijd aan te gaan. Ze verstopte
messen in haar jaszakken om zich onmiddellijk te kunnen verdedigen.
Toen ze zich niet op tijd opnieuw in het psychiatrisch
centrum aanmeldde om haar injectie te
krijgen werd ze na geruime tijd als onrustwekkende verdwijning opgegeven. Politie
aan onze telefoon en verontruste hospitaalwerkers die ons trachtten te
verwittigen. Maar haar stemmen hadden haar opgedragen om een tijdje te
verdwijnen en zwartrijdend de trein naar Parijs te nemen.
Daar ging ze dan eens lekker uitgebreid in een chique
restaurant eten. Na de heibel om de
onbetaalde rekening, werd ze dan ook onder politiebegeleiding de zaak uitgezet.
Een medewerker van het Franse consulaat, die ook in het restaurant aanwezig was
herkende de symptomen en organiseerde vanuit Frankrijk een ambulance, enkele
reis, naar de psychiatrische afdeling van het Stuyvenbergziekenhuis* .
Er waren ook stemmen, waarmee ze eindeloze superintelligente
gesprekken kon voeren en die haar een warme rode gloed bezorgden, als ze aan
iemand dacht, waar ze zich goed bij voelde.
Na elke maandelijkse spuit verdwenen de stemmen. Voor de buitenwereld werd ze dan min of meer
normaal. Eenzaam en alleen doolde ze dan door de Antwerpse straten. Bij de in
de metro slapende daklozen kon ze dan haar verhaal nog kwijt en zocht ze vriendschap
in kroegen waar alle kneusjes en alcoholisten bijeenkwamen. Meer dan één keer
had ze een einde aan dit nutteloze leven willen maken.
Ze voelde zich genezen en begreep niet waarom ze telkens
opnieuw medicatie moest krijgen. Zij was diegene die gezond was en al die
anderen begrepen het allemaal niet! Helemaal alleen bokste ze telkens opnieuw
tegen de hele zogezegd gezonde wereld op.
Drie weken na dat
de spuit uitgewerkt was, kwamen haar stemmen als vergif opnieuw binnensluipen,
maar zij was zo dankbaar dat ze niet meer alleen was om alles te verwerken.
Nooit had ze warmte, liefde en begrip gekend. Zelfs diegene
die het goed met haar voorhadden, die haar op het hart drukten, dat ze zich alles
gewoon in haar psychose inbeeldde, werden regelmatig door haar aangehaald en
keer op keer opnieuw verstoten. Voor ons was het heel moeilijk te begrijpen.
En nu, op haar laatste reis, hadden de stemmen,
waar ze zich zo aan vastgeklemd had, haar
één voor één verlaten, als ratten op het zinkende schip.
Zij hadden haar helemaal alleen achtergelaten met haar
ziekte en de oneindige schrik voor de dood.
Marceline Vercauteren , 28/8/1950 – 1/11/2013 zuster van manlief
Stuyvenbergziekenhuis =
psychiatrische afdeling in Antwerpen