maandag 21 december 2015

KLEINKINDEREN, ZE ZIJN OM OP TE VRETEN

“Sssschttt Nana! Stil, bompa doedoe.” Het wijsvingertje, van mijn tweejarig kleindochtertje, wordt tegen het middelste van haar mondje gedrukt. “Ssscht !”

Zij kijkt me een beetje verwonderd aan. Ze begrijpt niet goed dat haar speelkameraadje nu op de sofa ligt te snurken. Zij dribbelt tot naast de sofa en drukt haar lipjes op bompa zijn oor. Manlief opent een oog en Valentina schatert het uit. “Bompake wakker?” “Stilletjes zijn schattebolleke, bompa moet nog veel rusten, bompa is nog een beetje ziek.” Zij denkt diep na, danst huppelend naar haar speelgoedvoorraad en grist hier haar lievelingspop Kabouter Plop uit. “Bompa Plopje  hebbe?” Zij duwt de kabouterpop tegen bompa zijn neus. Als bompa niet onmiddellijk recht springt, sleurt ze hier nog alle speelgoedjes achteraan. Ze bouwt een speelgoedtoren op manlief zijn buik. “Bompa speel?” “Schatteke, laat bompa eventjes met rust.” Manlief revalideert nog van een redelijk ernstige operatie en moet nog enkele pijnstillende pilletjes innemen waarvan hij serieus ‘slaap- gedrogeerd’ blijkt te worden. Valentina huppelt van de ene op de andere voet. Bompa ronkt door alles door. Als laatste optie duwt ze haar fopspeen en het voor haar onmisbaar bloemetje- slaapdekentje tegen zijn gesloten ogen. Bompa snurkt. Eventjes is zij uit haar lood geslagen, bekijkt mij met een lichte frons op haar voorhoofdje, maar dan licht haar gezichtje op. Haar vingertjes gaan heen en weer. “Bompake kiele kiele doen?” “Schatje laat bompa nu eventjes slapen!” “Oei bompa ziek, ssscht Nana, bompa nog doe-doe!” De kleine meid is echter niet te stuiten. Ze kijkt om zich heen, trippelt rond de salontafel  en bedekt manlief helemaal van kop tot teen met de kussens van de andere sofa’s.  Haar lachje klatert door de living als bompa plots :”kiekeboe kleine schat” zegt. Dat is het sein om al haar prentenboeken  aan te slepen. “Bompa boek lese?” Als manlief zich rechtzet, klautert ze zonder aarzelen naast hem, opent een boek en wijst met haar vingertje naar Winnie de Pooh. “Ikke niet schoteke zitte, bompa ziek.” Ze sleurt haar fopspeen uit manlief zijn handen, propt hem in haar mondje, duwt haar lievelingsdekentje tegen haar oortjes en drukt haar hoofdje tegen bompa aan.  Terwijl bompa klaarwakker is, vallen Valentina’s oogjes bijna dicht. Daar zitten ze dan, Bompa en kleindochter, vanaf de geboorte twee handen op één buik.

dinsdag 8 december 2015

JE SUIS EDEGEM

Op de bus, vanuit Antwerpen richting Edegem, heerste een aangename drukte. De regen kletterde tegen de ramen en de ruitenwissers zwiepten op snel tempo heen en weer. Nu en dan rinkelde een telefoon. Verschillende mensen kwetterden in hun mobieltje. Ik had geen idee waarover er uren, al rijdend,  gepraat kon worden maar, tandpis, tijden veranderen. Anderen raadpleegden facebook of luisterden naar muziek. In ieder geval, de jongelui waren allemaal, stuk voor stuk, druk bezig met dat toestelletje in hun handen. Alle zitplaatsen waren bijna bezet en in de middengang was het drummen geblazen. Kinderen stapten, na een schooldag, luid babbelend en lachend op.  Een sompige regenwarmte deed de ramen aandampen en een school- zweetgeur zweefde over onze hoofden.  Op het middenpad stond een kinderwagen met een kraaiende baby, die met mij kiekeboe deed. Aan het station van Antwerpen kwamen er plots twee mannen de bus op. Geen van beiden betaalde een buskaartje. Dit wees erop dat de integratie in Vlaanderen praktisch helemaal geslaagd was. Alleen de brave, meestal oudere generatie burgers hielpen de omzet, van de Lijn, niet verder in het rood zakken. Dus ‘het zwartrijden’ was regel nummer één, die moeiteloos overgenomen werd door alle blanke en anders getinte Antwerpenaren. Een eerste man droeg een djellaba met daarover een colbert. Een jasje dat waarschijnlijk voordien reeds door drie generaties Vlamingen of Marokkanen afgedragen was. Op zijn hoofd een gehaakte pet zonder klep. Zijn kroezelige schaamhaarbaard wiegde van links naar rechts. De tweede dikke man zat diep in een donker trainingspak weggestoken, de kap volledig over zijn hoofd getrokken. Zijn baard stond alle kanten uit, alsof hij door de bliksem getroffen was. Twee indringende zwarte koologen bekeken alle medereizigers terwijl zijn groezelige handen de busstang omklemden.  Op hun rug hingen er twee identieke rugzakken. Het duo leek op een stelletje angstaanjagende figuren, het type dat op Borgerhoutse pleintjes rondhangt en hoopt naïeve, werkloze,  nieuwe Belgjes te radicaliseren.  Plots sloeg de sfeer in de autobus om. De gesprekken verstomden en reizigers probeerden oogcontact met elkaar de leggen. De beslagen ruiten kristalliseerden onmiddellijk de geur van 50 angstzwetende passagiers. De mensen schoven ongemakkelijk heen en weer op de klevende buszetels.  Ik bedacht dat de rugzakken wel wat klein waren om kalashnikovs te verbergen maar een terreurgordeltje kon ook best modieus onder een djellaba of een ruim trainingspak verstopt zitten.  De bus reed slopend traag van halte naar halte. Auto’s bumperden als slakken de stad uit en aan elk rood verkeerslicht moest er eindeloos gewacht worden.  Bij de eerstvolgende halte liep de bus al half leeg. De kinderwagen werd in alle haasten naar de uitgang gereden. Toeval of angstreactie, wie zal het zeggen. De beide mannen schoven door het gangpad richting achterkant van de bus.  Ik kon alleen maar denken, dat als die twee nu volledig in de ban van een zelfmoordideetje waren, aan een bommengordeltje dachten en aan een touwtje onder hun djellaba of trainingspak zouden trekken,  men wel van een heel slechte timing zou kunnen spreken. Manlief lag na een longoperatie in het ziekenhuis en verwachtte van deze Florence Nightingale elke dag een bezoekje en nog minstens een maand revaliderende thuisziekenzorg. Dus als die Islamietenhandjes nog maar richting heup of  rugzakje gingen, begonnen mijn voetzolen al te zweten. We hadden nog maar net, “Je suis Charlie” en “Je suis Paris” verteerd, dus “Je suis Edegem” stond nu niet direct op mijn verlanglijstje. Misschien wachtten ze wel met hun terreurvuurwerk totdat we met de bus door een drukke winkelstraat zouden rijden. Veel ongelovige vliegen in één klap. Doemscenario’s stuiterden tegen de gesloten busdeuren. Wat zou er gebeuren als straks dat tuig de lucht in ging?  Werd het een getorpedeerde, uitgebrande karkas van een lijnbus vol met verschroeide handen die hun mobiel omklemden? Zouden wij er uitzien als blokjes stoofvlees met klodders bloedworsthersens? Zouden die mannen onmiddellijk naar die 72 maagden gekatapulteerd worden? Zou men ons nog herkennen. Ik omklemde mijn schoudertas wat steviger. Men zou al met een koevoet mijn handtas, met identiteitskaart,  uit mijn nijpende hand moeten loswringen.  Het traject scheen eindeloos te duren. Antwerpen had weer, voor de zoveelste keer op een regenachtige dag, een volledig verkeersinfarct. Een paar schoolkinderen duwden met hun boekentassen tegen de rug van de twee mannen toen ze naar de uitgang ploeterden. De twee mannen draaiden zich geërgerd om. Man, man.. uitlokking..”Jezus”, hoorde ik een medepassagier zeggen. Ja, dit was nu, op dit moment, totaal niet de juiste man om in deze situatie aan te roepen. Normaal zitten er op dit bustraject steeds een aantal moslima’s. Nu waren er echter in einde en verre geen hoofddoekvrouwtjes te bekennen die zalvende onderhandelingen konden opstarten.  Een mobieltje schetterde plots Arabische muziek door de bus. De twee mannen keken elkaar aan en overlegden in het Marokkaans of ze zouden opnemen. Dan drukte de dikke man op het knopje en wriemelde zijn mobiel zijn trainingskap in.. Griezelig stil werd het op de bus! 30 paar oren luistervinkten mee naar de mogelijke opdracht.  “Hallo, joa Mohamed”,”Joa zeg joeng, ik moest ierst wachtte totdat dien train van Brussel aankwam oem Mohammed af ‘t haole hé! Wai staan hier al een halfuur op die bus te geeloege hé. Da verkier zit potdicht in Antwaarpe. Ik zweer et gast, wai zen oep tijd vertrokke. En ja, wij emme dat kadoke veur die kleine bij! Joa joeng wai kome direct naar de kroamafdeling. We stoan in de file gelak iederien hé. Joa doar kunne wai toch niks aandoeng da gij der in de regen stoat , hé gast. Binne vijf minute zen we doar, tot sebiet.” De trainingsman lachte naar de froesbaard: “Jao Mo, da slimmeke staot daar in de gietende regen oep ons te wachtte, in pleuts van nor binne te goan!” Hun gezichten lichtten op ze grinnikten tegen elkaar.
 De bus stopte aan het Middelheim Ziekenhuis en de djellabaman en zijn kompaan stapten af. De businhoud zuchtte, ademde terug normaal en het kakelen in de mobieltjes begon opnieuw. Mogelijke terreur doet wat met een normaal vredelievende mens..
“Je suis Edegem” was nog niet voor vandaag!


Sim, 8 december 2016

woensdag 25 november 2015

CANCINOIDE

Beste bloglezers,

Ik neem eventjes wat gas terug. Bij manlief is er in april een vlekje op de longen ontdekt. Het groeit niet en manlief heeft geen neven symptomen enz, maar de dokters zijn er toch niet gerust in. Na allerlei scans werd hij toch naar oncologie verwezen. Op de petscan lichtte het vlekje wel op als zijnde actief, maar met de bronscopie kon men niet aan de plek van 2 cm. Dus weer wachten en schrik dat het om longkanker zou gaan! Dus werd er later opnieuw een punctie onder verdoving gedaan en een stukje weggepikt. 

Ondertussen heeft men, met opnieuw een bronscopie, een punctie gedaan en werd er bij manlief een zeer zeldzame minder dan 2 cm grote, cancinoide tumor gevonden. De vlek groeit niet, zit er misschien al jaren in en kan er eventueel nog jaren inzitten zonder ooit klachten te geven, maar het risico is te groot. De tumor is momenteel nog steeds goedaardig, maar als we het beestje laten zitten dan kan die in de toekomst kwaadaardig worden. Dus moet die ellendeling eruit.
Op 2 december gaat de professor van UZA Edegem deze boosdoener er met een kijkoperatie uithalen.
Dus mijn kop staat er eventjes niet naar om vrolijke verhaaltjes te vertellen.
Wordt vervolgd...

zondag 4 oktober 2015

OVER DE DIKKE EN DE DUNNE

“Hé, Dikk zeheewee ni willn luistrr brrbroebel.”. “Wat zeg je Dunne?” Zis aarwer aant volstopnme en zeweetdazeder broebelni teegkan brrr!” “Dunne wees nu toch eens kalm en herhaal het rustig.”” Ai Dikke, geen tijd meer voor, alles komt jouw kant uit. Snel vraag aan anus om de reetspleet af te sluiten want de racekak is in aantocht! Nu hebben wij die vrouw al sinds haar jeugd verwittigd dat ze een melk intolerantie heeft en toch blijft ze ons negeren. Weet je nog in haar eerste schooljaar, ‘De Melkbrigade’! Pure horror, Milke, melke molk, karwitsel, karditsel kardon en dan een stempeltje voor elke dag dat er een glas melk gedronken was!! Gruwelijk, de melk was nog niet binnen of ze kwam er langs boven en langs onder uit. Scheiss in dem Trompeterhorn, leuk hoor al die koemelk die er als currysauskleurige ‘erwtensoepkinderkak’ uitspoot! Maar er een les uit trekken? Denk ze nu werkelijk, dat als ze vanille- pudding of ijs camoufleert met chocoladesaus dat ik niet merk dat er weer een melk- en roomrebellie op komst is? Dikke, ik heb er mijn buik van vol! Soms verdoezelt ze sommige melkproducten zelfs met zomers steenfruit, dubbel gekkenwerk en ik moet het allemaal maar verteren.”” Ach ze is niet altijd zo koppig hoor Dunne, weet je nog die keer dat ze wijselijk de panna cotta afsloeg omdat we haar op voorhand verwittigd hadden dat ze anders binnen het kwartier met haar spuitpoep de badkamer of wc van de vrienden als een Oostenrijkse koestal had laten ruiken.”” Ach Dikke, ik mag dat vrouwtje prikkelen zoveel ik wil, ze denkt dat ik de blinde en dove darm ben.” Ai ai, Dunne, wat stoot je nu weer mijn richting uit? Wafels met room?  Linea recta rectum!! Weer een e-mail naar Darmstadt! Alarm alarm,  alles toeknijpen, zeker geen windjes laten maken of iedereen heeft sproeten”!  “Bedankt Dunne, broebel broebel. Weet je wat, ‘k zal eens wat kolieken uitdelen, afleren zal ze het. Weet je wat ik nog het meest beschamend vind, de kritiek van haar manlief! Heb je al eens goed gehoord wat die zei: Schatteke, gij hebt volgens mij geen darmen in je lijf, maar een rechte buis van je mond tot je poepegatteke! Een regelrechte belediging. Ach Dunne, ik weet wel dat ik met mijn 1,5 meter de boel er gewoon moet doorjagen en jij met je 6 meter lengte de grootste portie te verwerken krijgt. Bij normale mensen kan jij er bijna 24 tot 30 uur overdoen om iets te verteren. Bij dit vrouwmens moet je steeds in overdrive gaan, maar dat is haar eigen schuld, dikke- en dunne darmenbult. Wij mokka-makers proberen alles zo normaal mogelijk te laten verlopen. Maar luisteren naar haar lichaam..Toen er vlinders in haar buik zaten dan was het geen probleem om ons aan te horen, maar nu kunnen we elke verwittiging op onze buik schrijven! Nu denk ze dat ze vanbinnen niets dan stront en darmen is!” “Wat vertel je me nu, gaat ze nog vermageringspillen slikken? Wat staat er in de bijsluiter? Dat er diarree kan optreden?? KAN OPTREDEN… dat is bij haar gegarandeerd , schijten als een reiger!” “Dikke, er komt wee wa aan,…oei brr, brr, i den..k da ze brrroebel, wee stea..k me peperroomsau…broebel gegete hee!  Dikke hou je schra.ap, binne de 30 minu brr ten kom broebel de dunn..poeperij wee jouw kan uit!!” Shit, merde, nu is het genoeg geweest! Weet je wat, we gaan haar eens laten schrikken. We gaan haar trakteren op een nieuwe allergie. Het lijkt wel of ze stront in de oren heeft, niet willen luisteren hé. Wat denk jij Dikke? Wat denk je van een schelp- en schaalallergie? Ze eet graag kreeft, oesters en mosselen. ’t Zou perfect zijn als straf.”” Ach Dunne, nu niet overdrijven hé. Als we nu al eens beginnen met een schelpallergietje en misschien nog een kleine lookovergevoeligheid? Als ze dan scampi eet of gamba’s met lekkere roomlooksaus , dan hebben wij ook nog eens plezier. Ze weet dan in het begin totaal niet waar die schijterij vandaan komt. Zijn het de schaaldieren, is het de room of is het de look.  Ha ha ha!  Kak of gene kak, we hebben haar genoeg gewaarschuwd! Laat ze het nu maar uitzoeken alvorens ze nog eens een kreeftje durft bestellen..”
Sim 4 oktober 2015 vanop de WC





vrijdag 18 september 2015

IL FAUT DE TOUT POUR FAIRE UN MONDE




Elk jaar opnieuw eindigt het toeristenseizoen in Grau du Roi met plaatselijke feestelijkheden.  De Camargue- cowboys laten de laatste weken van september hun stiertjes weer in formatie door de straten van het stadje richting de arena lopen. Op elke hoek van de straat speelt er een opzwepend Camargue orkestje vrolijke Gipsy King melodietjes. De feestvreugde zit er goed in. We zoeken ons een zitplaatsje langs het parcours waar we de stierenloop en de passanten goed kunnen bekijken.

Buiten de nog min of meer normaal uitziende bruine septembertoeristen en de mensen, die hier hun weekendhuisjes hebben, worden de straten overspoeld door allerlei soorten malloten. Het lijkt wel dat alle instellingen, inrichtingen, gevangenissen en verbeteringsgestichten, van Grau en omstreken, al hun patiënten en gedetineerden gezamenlijk een weekendje vrijaf gegeven hebben. Langs het parcours staan overal dranghekken zodat niemand gevaar zou mogen lopen om door een losgebroken stier verpletterd te worden. Alhoewel er in vijf talen verwittigd wordt dat je tijdens de doortocht van de stieren achter de dranghekken moet plaatsnemen, houden alleen de meeste toeristen zich aan de opgelegde regels. De meeste habitués blijven onverstoord in het midden van het stratenparcours rond kuieren. Tussen de menigte feestgangers schuifelen zigeuners die iets minder in de stierenloop geïnteresseerd zijn. Wij kijken onze ogen uit. Je houdt het niet voor mogelijk wat je allemaal aan menselijke mafkezen ziet voorbij slenteren. Dikbuikige borstenmannen in slank makende zwarte T-shirts waarop in fluo letters Quick Silver staat, deinen voorbij. Aan hun waggelende eendenstap is echter niets kwieks meer te bespeuren. Het eerste kanonschot om iedereen te verwittigen dat de abrivados (stierenlopen) van start  gaan weerklinkt. De eerste Camargue- paarden met stiertjes hollen door de straten. Ze moeten echter om de haverklap vertragen omdat de menigte maar heel traag uit elkaar splijt om daarna als magneetdeeltjes terug in het midden van de straat bij elkaar te klonteren. Manlief tikt me met zijn knie aan en knikt met zijn hoofd naar de richting die ik moet kijken.

Een jonge vrouw draagt een half doorzichtige lichtroze jurk waarbij je door de wiebelende vetlagen haar voorkant niet meer van haar achterkant kan onderscheiden. Haar hoofd is zonder hals of nekpartij op haar lichaam geperst. Onder haar veel te strakke jurk kan je soms haar sinaasappelnetjes zien schommelen, met juist boven de knieën de enige overgebleven pompelmoezen. Haar met glitterspeldjes opgestoken haar lijkt op een gigantische witte suikerspin. Aan elke hand, van haar zwaaiende lillende armen, bengelen en jengelen twee toekomstig obesitasjes . Haar treuzelman schuifelt achter hen aan terwijl hij in een broodje hamburger bijt. Hij draagt een T-shirt vol ketchupvlekken met de opprint “I am the most wanted man”. Het zal wel! Manlief kan zijn lachen niet inhouden. Ze lopen met zijn vieren in het midden van de straat, blokkeren met hun uitgezakte lichamen de volledige doorgang en waggelen op het laatste moment uit elkaar als de paarden- en stierenformatie op enkele meter van hun verwijderd is. Een paar Oostblokkers staart met half gesloten ogen, al een beetje onder invloed, naar de langs drummende mensen. Zij drukken grote blikken bier tegen hun getatoeëerde blote torsos. Hun twee tronies doen vermoeden dat ze in alle landen van de Europese Unie gezocht worden. De kale zwaait met zijn knalrode T-shirt als een toreador over en weer.  Eens de cowboy- stierencombinatie bijna op zijn hoogte is, stopt hij uit schrik dat de stieren daadwerkelijk op de rode lap zouden reageren, vlug zijn shirt achter zijn rug.  De tweede heeft in beide oren oorringen die nog groter zijn dan champagne kroonkurken. Langs elke kant van zijn mond heeft hij grote schroeven door zijn lippen.  Hij draagt zijn pet achterstevoren op zijn weggeschoren haar. De stupiditeit druipt van hun gezichten, maar ze vallen totaal niet op tussen de andere wachtende simpele carnavalsgekken.

In de verte komen er twee overjarige tweelingbroers aangeslenterd. De eerste grijze broer heeft in zwart Afrika een jong, maar heel lelijk groen blaadje op de kop kunnen tikken. Ze lijkt op een overrijp vruchtbaarheidsbeeldje. De papa/opa draagt een joelende, op en neer wippende, halfbloedpeuter op de schouders, die te pas en te onpas krijst, dat de stiertjes op komst zijn. Papa kijkt trots, mama strijkt over haar dikke buik en kijkt verveeld. De tweede broer draagt een bruine cowboyhoed en een shirt met het logo van het whiskymerk JB. Over zijn buik staat de Franse vertaling van die twee letters J B: Jeune et Beau, jong en mooi. ‘Wishful thinking!’ Het is duidelijk dat deze man thuis geen spiegels heeft hangen. Ook hij, heeft zich ergens in Azië een bruidje aangeschaft. Dit kleine tengere kindvrouwtje stond vermoedelijk ook niet op de voorste rij toen de schoonheidsidealen uitgedeeld werden. Beide geïmporteerde vrouwtjes doen niet onmiddellijk aan seksuele uitwisseling denken.  Manlief klopt me op de arm: “schoon volk op kwart voor twaalf!”. Ik draai mijn hoofd om en zie een paar prachtige jonge vrouwen onze richting uitkomen. Korte shorts tot net op de bilronding, lange benen, hoge plateauschoenen, rondzwiepende haren, oorringen die glinsteren in de zon en behoorlijke toeters. Ze vallen zo totaal uit de toon tussen al die dorpsgekken dat ze door de mannen bijna als een bezienswaardigheid nagekeken worden. Ik wijs manlief erop dat de meiden echter hand in hand lopen en met een sprankelende verliefde puberblik naar elkaar lachen. Zo zie je maar..! Achter de meisjes, wankelt een anorexia dame voorbij op meer dan 10 cm hoge hakken. Zij draagt een heftig flitsend knaloranje fluo- bloesje en een heel spannende latexbroek met tijgerprint, die haar knokige billen alleen maar benadrukt. In haar luciferstokjes- arm houdt zij een bibberend Chiwawa hondje. Met haar vrije hand houdt ze haar naar voren waaiende, uitgeplozen blonde paardenstaart uit haar strakgetrokken aangezicht. Eventjes vraag ik mij af of er ook een meneer anorexia is, of heeft die misschien het hazenpad gekozen, op zoek naar zachtere en malsere oorden. Recht over ons staat er een man met een gigantische zwarte punkerhanenkam. Het blijft voor mij nog steeds een raadsel hoe hij zijn haar, met de hier vrij hevige mistralwinden zo recht kan laten staan. Hij staat al geruime tijd ongeïnteresseerd en verveeld naar zijn schoenen te staren, alsof hij verwacht dat de stieren tussen zijn tenen uit gaan springen. Zijn vriendin, waarmee hij hand in hand staat,  heeft lang roombotergeel engelenhaar dat tot over haar billen golft. Zij draagt een lange witte jurk met vaalgele plekken, alsof iemand haar onder gepiest heeft. Haar armen zijn spierwit en steken behoorlijk af tegen de andere diepbruine vakantiearmen. Regelmatig stapt ze naar het midden van de straat om te kijken of de volgende stieren nog niet in aantocht zijn en dweilt hierbij met haar jurk over de paardenstronten. We zien alleen haar achterkant die ons aan een perfect madonna beeld doet denken. Als de paardenformatie voorbij galoppeert, draait ze zich eindelijk om. Het is alsof ze als figurant weggelopen is uit de vroegere spokenserie, de Adams Family. Zij heeft een doorschijnende witte huid en in haar grote decolleté bollen twee halfblote gelatineborsten, waarop een schorpioen getatoeëerd is.  Haar ogen heeft ze met zoveel eyeliner en mascara bewerkt dat ze op een ziekelijke panda gelijkt.  Een van hun vrienden heeft al zijn hoofdhaar laten wegscheren op een pluk na. Die kleeft van op zijn voorhoofd als een vettige pladijs over zijn hoofd en eindigt achteraan in een knoetje zo groot als een druif waar een roze elastiekje omheen zit . Waar zijn short eindigt, beginnen de blauwe inkttekeningen, helemaal tot in zijn zwartgelakte schoenen. Als de stiertjes voorbijlopen, gaan de haantjes van Grau erachteraan. Met veel jong machovertoon trekken de jongens aan de staarten van de dieren. Het tonen van deze bravoure zal hun tijdens de rest van het schooljaar vermoedelijk een zeker heldendomprestige opleveren. Iets verder, naast ons, staat een tandeloze Graulien te roepen. Zijn feestenthousiasme is al behoorlijk opgeklopt met de nodige pastisdrankjes. Hij is blijkbaar ook één van de dorpsidioten die hun medicijnen vergaten in te nemen. Met zijn één nog resterende tand, zo groot als een grafsteen, grijnst hij naar de wachtende feestvierders en roept hij allerlei wartaal. Hij draagt een scheefgezakte kapiteinspet op zijn woeste grijze haardos. Zijn blauw en wit gestreepte zeemanstrui steekt in een bermudabroek met levensgrote ananas printen. Juist voor de volgende stierenloop door de straten raast, komt er een bejaard echtpaar uit een huisje dat zich langs het parcours bevindt. Ze waren beiden ergens in het Elvis tijdperk blijven steken. Het lijkt wel of ze juist van een verkleedpartijtje komen. Hij heeft gigantische zwartgeverfde bakkebaarden die elkaar bijna onderaan zijn kin terug tegenkomen en een royale zwarte vetkuif. Zij was waarschijnlijk vroeger een aandachttrekkende moordgriet met lange rode haren. De jaren hebben echter hun werk gedaan en de neplederen franje overgooier past totaal niet over haar rode bloempjesjurk. Haar rossige haar is op de zijkanten bijna helemaal weggeschoren en de resterende bos krullen boven op haar hoofd is knalrood geverfd. Manlief heeft het eventjes niet meer en allebei schateren we het uit.

Een tweede kanonsknal weerklinkt en dat betekent dat de abrivados eindigen.

Ik kan best begrijpen dat jullie denken dat ik lichtjes overdrijf.  Om de waarheid van dit verhaal te kunnen geloven, moet je deze freakshow echter wel met je eigen ogen gezien hebben. Ik kan niet van elke randdebiel een foto maken want dan zou er ondertussen al lang een prijs op mijn hoofd staan. Het is bijna onbeschrijfelijk hoe de plaatselijke inteelt hier jaren zijn sporen achtergelaten heeft.

Het zou geen slecht idee zijn als de Franse overheid alle asielzoekers, die zich in Frankrijk willen vestigen, zouden verplichten om dit weekeindje tijdens het Zuid Franse “la fête du Grau du Roi!” een kijkje te komen nemen. Elke vluchteling met een gezonde dosis intelligentie zal volgens mij hierna tweemaal nadenken. Wil hij wel integreren tussen zo’n zootje schlemielen? Ik zou het volledig begrijpen als de asielzoeker, na het bekijken van al deze psychisch gestoorden, zich zo snel mogelijk uit de voeten zou willen maken. In plaats van zijn vingerafdrukken te laten nemen en zich te laten registreren zal hij plots, luid jammerend en huilend terug de Middellandse Zee induiken en onverwijld terug naar het oorlogsgebied zwemmen.


Sim,                                 Grau du Roi 18 september 2015






zondag 13 september 2015

KAMPEERPLEZIER IN PALAVAS-LES-FLOTS


KAMPEERPLEZIER IN PALAVAS –LES-FLOTS


Als doorzomerde kampeerder maak je natuurlijk al eens iets mee op de camping, soms leuke maar soms ook heel vervelende dingen.

Zo kampeerde ik, in mijn vorig leven samen met mijn ex- echtgenoot en zoonlief Tom, met de caravan in camping Les Roquilles in Palavas. Palavas-les-Flos, in de Languedoc-Roussillon, was een Middellandse Zee insteekhaventje dat de meeste visserij achter zich gelaten had en zich met de jaren gespecialiseerd had in het ontvangen van toeristen. Voor een gezellig restaurantje of een toeristenwinkeltje moest je toen heel goed zoeken. Door één of ander misverstand of verkeerd aangebrachte informatie, van hun nog prille dienst voor toerisme, rezen er langs de waterkant niets dan ijssalons uit de grond. Overal zag je vakantiegangers achter immens grote, met parasolletjes versierde, dure ijscoupes, versuikerd de stoet passanten bekijken. Het was begin juli en het echte Franse toeristische seizoen was nog niet helemaal begonnen. Na de jaarlijkse viering van de Franse nationale feestdag op le 14 juillet, werden de meeste Franse staatsburgers maar eerst vakantiewakker. Op 1 augustus bumperden ze dan met zijn allen tegelijk op de Franse autosnelwegen richting de vakantieoorden.

Op camping Les Roquilles resideerden dus begin juli meestal Nederlanders, Duitsers, Belgen en een handjevol Franse caravantoeristen.

De campinganimatie was per 1 juli van start gegaan en een look alike Claude François, met drie namaak Claudettes, opende het nieuwe vakantieseizoen. De festival dj’s, met hun oorstop- bonkmuziek, waren nog niet uitgevonden. Ik kan jullie echter verzekeren dat als je tot bijna middernacht non stop naar Clo Clo gejank moet horen, je ook naar een rustgevende cd van huilende dolfijnen of ruisende bomen ging verlangen. De volgende avond stond er een “miss Roquilles”- verkiezing gepland, maar buiten een drietal Franstalige dikke billen dragonders kwam er niemand van enige schoonheid op dit evenement af. Drie dagen later kwam er ’s avonds een grote tourbus de camping opgedraaid, met in het wit verklede ziekenhuisanimators die, alleen in het Frans, het gevaar van SIDA kwamen uitleggen.  Het was eind jaren 80 en de meeste mensen hadden, buiten het overlijden van Rock Hudson aan Aids, praktisch nog nooit over deze ziekte gehoord. Laat staan dat het Franse woord SIDA bij de meeste buitenlandse, niet Franstalige campinggasten een belletje deed rinkelen. Naast de campagnebus stonden twee grote manden met leuk ingepakte snoepjes, waar iedere voorbijganger een grabbel in deed. Het waren geen zuurtjes, geen kauwgommen maar condooms die gratis aangeboden werden. ’s Anderdaags zag je op verschillende plekken kinderen met water gevulde rubbertjes naar elkaar smijten.

Enkele dagen voordien, hadden er een vijftiental Duitse tieners hun tentjes kris kras tussen onze caravans opgesteld. Met een uitdagende blik naar de andere caravankampeerders en met heel veel bravoure wees de jonge begeleider de plaatsen aan waar ze hun tenten konden opzetten. Het was een soort scouts- groep, die de luxe van een camping prefereerden boven een gehuurd stuk verlaten weiland, waar ze zelf een toiletput en eigen geïmproviseerde  douches moesten fabriceren. Met enige ergernis zagen we diezelfde dag de campingplaatsen al in een replica van de stortplaats de Hoge Maai veranderen. Overal lagen lege bier- en colaflessen, restanten van stokbroden, plastiek bordjes en verfrommelde natte handdoeken in het zand. De ganse voormiddag speelden de hangmeisjes kappertje en lagen ze van verveling, voor hun tentjes, hun teennagels te lakken. De jongens werkten op de vakantiezenuwen door eindeloos met de bal te stuiteren en elkaar luid joelend te stangen. In de namiddag slenterden ze, verplicht door de begeleiding, naar het strand. Dat was het enige moment van rust rond onze campingplaatsen. In de late namiddag lagen ze, opnieuw rusteloos, her en der tussen hun tentjes verspreid te niksen. De begeleider zette dan de cd- speler op en Duitse popmuziek schetterde door de kleine luidsprekertjes, totdat ’s avonds de herrie van de campinganimatie weer begon.

’s Nachts leek de energie terug in de Duitse lijven op te borrelen en werd de voorbije dag, onder het hijsen van het nodige bier, nog luid lachend besproken. Sommige van de omliggende caravankampeerders hadden al geprobeerd om met deze door verveling geplaagde tieners in conversatie te gaan. Zij reageerden noch op Franstalige, noch op Engelse vragen. De groep haalde de schouders op en wees naar een gifgroen tentje. De begeleider, die zelf teveel bezig was met vakantievieren, liet zich echter nergens zien.

Na enkele dagen waren er al enkele stelletjes gevormd. Tongzoenend lagen ze voor de tentjes aan elkaar te frunniken. Dat was het enige moment dat hun kwettermonden stil waren. De niet tot vrijen uitverkoren exemplaren kegelden met een zekere verontwaardiging de inmiddels groeiende stapel lege bierblikjes met een bal omver. De kamperende omgeving werd het stilaan zat. Wat bezielde een campingbeheerder om zo’n bende jongelui tussen de andere kampeerders in te betten? Ik sommeerde mijn ex-man om eens met dat storende zootje ongeregeld te gaan praten. Mijn ex stotterde alleen Nederlands en de enige Franse, Engelse en Duitse woorden die hij kende, kwamen er alleen uit nadat zijn stembanden met sloten alcohol bevoorraad waren. Als er ook maar, in eender welke situatie enige actie ondernomen moest worden, verschool hij zich achter mijn smalle schouders. Mensen die mij kennen, weten uit ondervinding, dat eens bij mij de druppel over de emmer sijpelt, ik al snel de koe, in welke voertaal ook, bij de horens neem. Ik wilde niet zo’n receptieklager zijn alvorens recht op de man af te stappen en eerst mijn beklag aan de begeleider te doen. Mijn huidige manlief, met zijn talenknobbel, was nog niet in mijn leven verschenen en dus moest ik zelf de Duitse kastanjes uit het vuur halen. Ik stapte dus naar één van die hangjongeren. Vermits mijn vader tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de weerstand was geweest, lagen sommige Duitse woorden nogal gevoelig. Ik vroeg de jongeman dus in mijn beste Duits: “Wo ist Ihre Leitung”?

De tiener staarde mij over zijn zonnebril aan en gebaarde verveeld dat ik hem moest volgen. Wij stapten tussen de kleine tentjes door, struikelden over touwen en tentharingen, lege pizzadozen, hopen vuile was, zonnecrèmes, toiletzakken en stinkende schoenen. De puistige tiener bracht mij in de richting van de haag, recht naar de waterkraan…:”Das ist unsere Leitung”. Toen ik hem, wat uit mijn Vlaams lood geslagen en grinnikend om mijn blunder, probeerde uit te leggen dat ik geen water zocht maar alleen de man wilde spreken die de leiding over hun kamp had, kwam bij hem het geladen woord eruit: “Aha unser Fuhrer!”. ‘Unser Führer’ kon op dat moment niet gestoord worden, want die lag juist in zijn gifgroene tentje te rampetampen en de gratis verkregen condooms uit te testen met één van de, met teennagels gelakte, meisjes. Toen ik mijn rampzalige interventie een beetje lacherig aan de andere buren- caravanbezitters uiteenzette, was voor de meesten de maat vol. Gezamenlijk zijn ze toen richting receptie gestapt. De volgende uren werd de kampleider uit zijn tent gesleurd en behoorlijk, in het voor hem onverstaanbare Frans, op de vingers getikt, dat hij zoals afgesproken zijn tentjes aan de andere kant van de camping had moeten opzetten.. Als er nog een reclamatie over zijn groep aan de receptie vermeld zou worden, werd de ganse boel onverbiddelijk de camping uitgezet. Het Duitse kamp werd onder luid gemor opgebroken en de tenten werden helemaal aan de uiterste lege kant van de camping terug opgezet.  De campingbeheerder mocht na hun passage alle achtergelaten rotzooi uitmesten. Het was vergelijkbaar met een heden ten dage ontruimde muziek-festival campingweide.  Ik, diegene die zich wel in het vijandelijk kamp had durven begeven, maar niet naar de receptie was gaan klagen, kreeg wel alle giftige Duitse blikken. Vanaf die dag sloop “der Fuhrer” en zijn troepen met veel minder bravoure onze caravans, richting douches voorbij.

Tijdens diezelfde vakantie, sliep zoonlief Tom, toen zo’n 11 à 12 jaar, voor het eerst alleen in een tentje naast onze caravan.  Mijn moederlijk brein registreerde

vanaf dat moment ‘s nachts, elke hoest, elke nies, elke snurk en elk abnormaal geluid. Het was stikkend heet en we hadden de voortent niet toe geritst. Alle ramen stonden open om de nachtelijke bries binnen te laten. Opeens hoorde ik gestommel in onze voortent. Ik zat al half recht in bed, toen een bruine hand de caravangordijntjes opzij duwde en er een flashlicht recht in mijn ogen scheen. Ik gilde en riep in het Frans naar de zigeuner wat hij verdomd in onze tent kwam zoeken. Hij antwoordde grijnzend dat hij alleen maar toiletpapier zocht om naar de wc te gaan en koos vervolgens het hazenpad. Ik sleurde aan mijn ex en duwde hem bijna het bed uit. Ik hoopte dat hij wat de mannelijke held zou uithangen en riep dat hij achter de zigeuner aan moest gaan. In plaats van te reageren, versperde mijn ex-echtgenoot, als een bibberend konijn, de doorgang en zei dat hij geen zin had om een mes in zijn lijf te krijgen. Het werd de zoveelste slapeloze nacht. Toen Tom, die gelukkig door alles doorgeslapen had, de volgende morgen ons verhaal hoorde, antwoordde hij heel laconiek, terwijl hij naar de lege wasdraad wees: “Ja mama, je had die man wel beter wat wc papier gegeven hoor, want nu veegt die zigeuner waarschijnlijk zijn gat af aan onze drie gestolen strandlakens!”

Alhoewel er vanaf dat de zon onder was gegaan bewakers met honden op de camping patrouilleerden, waren de zigeuners er toch in geslaagd deze naar één kant van de camping te lokken. Via de andere kant plunderden ze alles wat los of vast zat uit voortenten en verlaten caravans. Campingtafels, stoeltjes, tv toestellen, flessen drank uit ijskasten, bikini’s, oventjes en strand- en badhanddoeken verwisselden van eigenaar. Dus met drie gestolen strandlakens kwamen wij er nog goed vanaf. Alleen het respect voor mijn ex- echtenoot kreeg op dat moment zo’n deuk die nooit meer uit te blutsen was.


Sim                            13 september 2015  Grau du Roi

zondag 6 september 2015

TROTZDEM



We zitten op het strand van camping Le Boucanet. Schuin voor ons ligt er een vrouw op een rood ligbed. Iedereen die in een straal van 2 meter zijn stoeltje of zijn strandlaken naast haar durft neer te leggen, krijgt van haar een dodelijk blik. Ze kijkt verwijtend naar de spelende kinderen die in haar buurt een put graven en houdt met chagrijnig neerwaarts gerichte mondhoeken twee kleuters in het oog die elkaar met waterpistolen natspuiten. Ze is waarschijnlijk kinderloos, zont alleen en ergert zich de ganse tijd aan alles en iedereen. Haar man komt in de late namiddag, als een overjarige macho, het strand opgewandeld. Hij heeft zijn strandlaken over de schouder geslagen, een ipod tussen het elastiek van zijn zwembroek en oortjes in. Nadat hij zich wat narcistisch op het strand rondgedraaid heeft en zich als een echte macho langs alle kanten door het vrouwelijk resterende schoon heeft laten bekijken, laat hij zich naast haar neerzakken.  Zij begint te gesticuleren hij verwijdert verveeld een oortje. Wij horen aan haar verontwaardigde afgekapte uitleg dat het Duitsers zijn. Echt gelukkig lijkt de zanikdame niet te zijn. Zij wijst weer geïrriteerd naar de jongelui, die juist achter hen, met de bal beginnen te spelen. Ik hoop dat de voetballetjes een flinke schep zand in hun richting doen verstuiven.

De Duitsers hebben beiden een hautaine air over zich alsof ze juist dit stukje strand op de Fransen veroverd hebben.

’s Avonds gaat bij ons de televisie aan. Het Vlaamse zevenuur journaal wordt via de satellietantenne eventjes binnengehaald. Alhoewel we met vakantie zijn,  willen we toch van al het wereldleed op de hoogte blijven. Na het nieuws gaat de televisie uit. Rond half negen kijken we beiden een uurtje, bijna in stilte, via een kabeltje van de pc naar de tv, naar een ondertitelde aflevering van een bekende televisieserie, door zoonlief voor ons gedownload . Als manlief daarna nog niet genoeg nieuwsellende gezien heeft, zapt hij, met de hoofdtelefoon op, van het ene naar het andere kanaal. De caravan is dan in absolute stilte gehuld, zodat ik ongestoord kan lezen of mijn verhaaltjes kan voorbereiden. Ik ben nogal allergisch voor avondlijk burengebabbel en allerlei camping- animatie- nachtlawaai. Ik verwacht dan ook dat iedereen rond tien, elf uur stil is. Daarom zoeken wij steevast een camping uit zonder randanimatie. Vermits ikzelf de hartslag van een muisje kan horen, dat op 2 km in zijn holletje ligt te woelen, moet voor mij de televisie dan ook niet te hard staan en moet manlief van mij verplicht zijn hoorapparaten in. Dus stort de Belgische nieuwsanker bijna op fluistertoon de asielcrisis over ons heen. Plots horen wij naast ons een geroep. Het klinkt een beetje als “aufmachen” maar dan anders. Wij zijn ons van geen kwaad bewust en kijken verder naar de op de Middellandse Zee aanspoelende bootvluchtelingen.

Drie kwartiertjes later gaat de televisie uit en happen wij juist in ons stokbroodje, als er een vrouwengezicht naast onze voortent verschijnt. Mijn eerste idee is: “Verdomme, die Duitse kakkers, van op het strand, kamperen juist naast ons. Ze gaan toch hun klaagterritorium niet van het strand naar de camping verhuizen?” Wij hadden onze Duitse buren, tot nog toe, niet te zien gekregen, want voor hun eigen luifel hebben zij een touw gespannen en verstoppen ze zich al de ganse tijd achter een reeks supergrote opgehangen strandlakens.

”Ja hoor eens”, zegt de moffenzeur “mijn man heeft last van jullie televisie!” Wij kijken haar vol ongeloof aan en mijn Duitse woordenschat stokt ergens in mijn keel. Niets is zo ergerlijk als onterecht van iets beschuldigd te worden. Manlief zijn Duitse grammatica komt echter vloeiend aan de oppervlakte.  “Ach was dat Uw man, die daarstraks zo’n gebrul liet horen, hoort U nu misschien nog geluid van de televisie? Komt U nu klagen omdat wij een half uurtje naar de nieuwsuitzending kijken? Hoe lang staat U al op deze camping?” “Al meer dan twee weken.” Dus U heeft de laatste twee weken van augustus de campinganimatie nog meegemaakt. Leuk dat de kinderdisco al om acht uur begon, niet en dat U dan tot ruim na middernacht van de, door de luidsprekers versterkte, camping bonkmuziek heeft kunnen genieten. Stond U dan ook elke morgen in de receptie om hen in te peperen dat het veel te lang en veel te luid was?”  Haar mondhoeken gaan nog meer naar beneden hangen. “Trotzdem…” “Ach”, gaat manlief verder, “wat had U gedaan indien er op onze campingplaats, in plaats van twee stille gepensioneerden, een troep luidruchtige jongelui met een tentje gestaan hadden?  Kan U het zich voorstellen?  Ter voorbereiding van de oktober bierfeesten, elke avond een groepje bierhijsende en luid lachende Duitse tieners, zittend voor hun iglo- residentie? Of misschien een jong stelletje met een baby, die elke morgen bij het eerste ochtendgloren brullend om zijn papfles jammert? “Trotzdem..””Denkt U niet dat als de Franse buren naast ons, mobiel telefoneren, wij niet woordelijk verstaan wat ze te vertellen hebben en ontdekken welk weer het in Parijs bij de kinderen is? Van de Engelsen aan de overkant, die beiden dringend aan een paar hoorapparaten toe zijn, weten wij elke dag wat ‘My Luv’ voor het diner gaat klaarmaken. We staan hier wel met zijn allen op enkele vierkante meter en als dat half uurtje nieuws het enige zogezegd lawaai is waarover Uw man zich druk kan maken, dan begrijp ik niet waarom hij de godganse dag met muziek in de oren rondloopt…” “Ja aber trotzdem”. Adolf laat zich tijdens de ganse discussie niet zien en blijft veilig achter zijn handdoekenbarrière zitten. Mijn Nederlands- Duitse vertaalapplicatie is stilaan in mijn hersenen opgeslagen en ik zeg bijna tegen het Rüdesheimer- vrouwmens: “Sorry, wir haben es nicht gewusst!”*, maar kan nog net op tijd op mijn tong bijten. Zij haalt haar schouders op, trekt misnoegd met haar mond, klakt met haar teensletsen tegen elkaar en verdwijnt richting de Heimat- caravan.  Wij hebben ze niet meer gehoord, zij ons Vlaams zevenuur journaal nog wel.

Vrijdagavond palmen een paar Franse weekendtoeristen de nog vrije plaats naast het Duitse territorium in. Twee stelletjes, met een van vermoeidheid huilende kleuter, beginnen rond de klok van tienen hun tentharingen in de grond te timmeren. Vervolgens pompen ze, onder luid gebabbel, met een elektrisch machientje de vijf luchtbedden op. Ik hoor Fritz weer iets zoals “sofort” brullen. De jonge kampeerders reageren niet en Duits tandengeknars stuitert over de camping. De jongelui zitten nog laat voor hun tentje, rappen, lachen en klinken met enkele glazen pastis op het zonnige weekeinde. Wij vinden zelf ook dat de nieuw aangekomen tentkampeerders teveel kabaal maken, maar nu lachen we toch in ons vuistje!

Ik had zelf, voor onze Duitse buren, geen beter ergernisscenario kunnen bedenken!

 Voor mijn jeugdige lezers :

*Wir haben es nicht gewusst : dit is de zin die de Duitse bevolking na de Tweede Wereldoorlog steeds weer opnieuw antwoordde, toen men hen vroeg waarom ze niets aan de nazi concentratie- en vernietigingskampen gedaan hadden, waar zoveel miljoenen Joden, zigeuners en homo’s het leven lieten. Wir haben es nicht gewusst, wij wisten van niets….zogezegd! 

Sim           Grau du Roi, camping Le Boucanet        6/9/2015



donderdag 3 september 2015

ZUID FRANSE STRANDEN


Vannacht is weer duidelijk het bewijs geleverd dat vrouwe Alla de hemel over onze contreien aan het overnemen is. Zij duwde God de Vader en zijn mannelijke pauselijke aanhang meer en meer richting Noord- en Zuid Amerika om daar nog wat gelovige zieltjes te winnen. De Getuigen van Jehova mochten van haar nog een beetje in Europa rondzwalpen. Zij vindt het nog steeds superleuk om te zien hoe deze zendelingen, keer op keer, zowel bij de inlandse bevolking als bij de nieuwe moslimburgers, de deur tegen hun eigen façade krijgen. Alla kijkt vanuit de hemel naar haar oprukkende exodus. Zij is er zeker van dat er in Europa nog meer dan plaats genoeg is om haar islamitische achterban te verwelkomen.  Als zij over haar nieuw stukje Europese hiernamaals zweeft, laat zij haar hemelse oog vallen op de stranden van de Languedoc-Roussillon. Zij schrikt zich een hoofddoekje. Zijn dat lijken die daar allemaal op hun buik, langs de kustlijn aangespoeld zijn? ’t Is tenslotte de Middellandse Zee! Neen, het zijn waarschijnlijk dolfijnen of walvissen. Als ze wat beter kijkt ziet ze dat het dikbuikige zonnekloppers zijn. Zij vindt het een eigenaardig fenomeen, dat hier ook mannen en vrouwen, waarbij de vruchtbaarheiddatum al ruim overschreden is, met een pens ouderdomsspek rondlopen, alsof ze binnen de maand van een voldragen vetbobbel moeten bevallen. Zij laat haar religieuze blik over al de stranden van Zuid Frankrijk glijden en begint echter weer te twijfelen. Moet hier haar volksverhuizing integreren? Blijkbaar zijn hier de mensen zo arm, dat ze zich zelfs geen normale kleding kunnen veroorloven. Zij aan zij liggen ze, praktisch in hun blote reet, in de zon te bakken en te braden. Hier ziet zij voor de eerste keer het werkelijke bewijs dat de Europeanen er alles aan doen om zo snel mogelijke het Arabische of Afrikaanse kleurtje te krijgen zodat de nieuwe burgers zich onmiddellijk welkom zouden voelen.  Ze begrijpt echter niet waarom er op die goudgele stranden zoveel vrouwelijke exemplaren met hun blote, verschrompelde, hangende, valse silicone -en watermeloen tieten pronken. Eventjes verder lopen ze zelfs helemaal naakt. Mannen waarvan de viriele vervaldatum met prostaat bedreigd wordt en vrouwen waarvan de overgangsopvliegers al behoorlijk verleden tijd zijn, laten alle genotattributen schaamteloos zwieren, schommelen en waggelen als ze langs de vloedlijn in de brandende zon beachbal spelen. Alla is compleet uit haar lood geslagen. Hier zal ze straks wat erectiestoornissen en hartinfarcten moeten uitdelen. Ze is er inmiddels achter gekomen, dat dit naaktfenomeen totaal niets met armoede te maken heeft, maar volgens haar, gewoon een decadent gevolg is van het Westerse denken. Diezelfde blote zonaanbidsters gniffelden daarstraks nog: “Of het soms al terug carnaval was”, toen er twee ingepakte moslima’s pootjesbadend voorbij kwamen wankelen, hun lange jurken door het zoute water sleurend. Niet alleen de oudere senioren maar tevens de jonge vers geïmporteerde islamitische mannen gluren geil naar de bruine hangtieten en de door de wind opstaande frambozentepeltjes.  Het is ‘Allahemeltergend’, aan die neerbuigende en uitdagende mentaliteit zal ze de komende jaren behoorlijk moeten werken! Nergens geen badpak, bikini, monokini of een nudist meer, alleen nog boerkini’s en vanaf nu, mannen en vrouwen gescheiden op het strand en de zee in!

Duizend bommen en granaten! Ze heeft in haar nieuw veroverd stukje Europese hemel al behoorlijk haar vrouwtje moeten staan. Niets dan miserie had ze met die nog niet bekeerde mannetjes. Vorige week kwamen er vier verongelukte, in alcohol gemarineerde midlifemannetjes aan haar hemelmoskeepoort aan. Ze hadden hun zielenleuter al paraat in de hand. Ze joelden en zeurden om die 70 maagden, die Alla hun zogezegd beloofd zou hebben. Toen ze voor de zoveelste keer uitlegde, dat dit een slechte vertaling was, dat het hier alleen maar om 70 druiven ging, maar dat ze dit zo lang mogelijk verzweeg om de zelfmoordterroristen niet te ontmoedigen, was de hemel te klein! Ze gilden dat ze dan liever terug opteerden voor de traditionele rijstpap met gouden lepeltjes. Toen ze hen bekeek en zei dat ze voor goddelijke rijstebrij een tiental jaren eender de geest hadden moeten geven, of minstens een ander werelddeel hadden moeten uitzoeken om naar de eeuwige jachtvelden op te stijgen, waren de rapen gaar!  Problemen, problemen..Indien Alla ze zelf niet meer kan oplossen, zal ze de wijze raad van haar zuster Sjaria moeten inroepen. Nu ze eindelijk die Christelijke mannelijke encycliek verdreven heeft, zal ze zich zelf persoonlijk met de vrouwen in het westen bezighouden. In het begin zullen deze Westerse dames misschien wat zweten onder die lange jurken, maar alles went. De doorsnee Europese vrouwen zullen nog wat onhandig aan die hoofddoekjes frunniken, maar als alternatief kunnen ze nog steeds voor de totaal verhullende, snel overgooiende boerka kiezen. Als Alla wat later, vanaf haar wolk, tijdens de seniorenvakantietijd opnieuw over het strand uitkijkt, kan ze alleen maar besluiten dat voor de meeste bejaarde najaarstoeristen deze kleding een geweldige verbetering zou zijn.. Mooi of lelijk, dun of dik, kort of lang, een doek erover! Om al het bloot in één keer van de stranden te vegen moet Alla nog eventjes een studie maken. Ze heeft al een Middellandse Zee tsunami in gedachte.  Vannacht zal ze als voorproefje al eens een staaltje van haar hemelse macht tonen. Met luid dondergeroffel, flitsende bliksems, hagelstenen en bakken water laat Alla aan de bange blanke man en vrouw horen dat het haar menens is!

 

Sim                                 Grau du Roi, 6/9/2015

zaterdag 29 augustus 2015

KLAAS KOMT

Het zijn nog maar net de laatste dagen van augustus en de Nederlandse kranten berichten weeral over de in aantocht zijnde Sinterklaas. De facebook- pagina’s staan opnieuw bol met verhalen van de voor- en tegenstanders van de Zwarte Pieten. Ik vraag me af of de Sint het gezeur van de door racisme aangesproken kersverse Europese burgers niet stilaan beu wordt. De nieuwe ingevoerde Nederlanders en Belgen verwachten, nadat ze zelf een jaar van pseudo- inburgering achter de rug hebben, dat ze het recht hebben, om al onze westerse tradities probleemloos te laten verbieden.  Ze  zijn gewoon jaloers omdat de Sint nooit in de moskee komt..want daar staan veel te veel schoenen. Als wraakneming op het verbod van de hoofddoekjes in de scholen, verwacht men dat er als tegenprestatie nu ook geen kerstboom meer mag gezet worden. Varkensvlees mag er niet meer als schoolhap aangeboden worden en de Zwarte Pieten van Sinterklaas, zijn al sinds jaren, zogezegd een doorn in het Afrikaanse oog. Decennia lang kwam Sinterklaas met zijn Zwarte Pieten in onze westerse beschaafde wereld met de stoomboot aan. Een traditie waaraan niemand aanstoot nam of er ook maar bij stilstond, dat Zwarte Piet nu wel of niet een racistisch item was. De Sint was de Sint en Piet zijn helper. Ook de zwarte bevolking in België zag er jaar en dag geen graten in. Ze vonden het zelfs leuk dat er voor hen zo’n prachtige bijrol ingecalculeerd werd. Alleen vanuit de hoek van onze noorderburen waait de term “racisme” telkens weer opnieuw onze richting uit.
Ik veronderstel echter, dat door ons democratisch gepamper alle nieuwkomers steeds opnieuw hun zin doorgedrukt krijgen en wij straks met een lege stoomboot achterblijven.
Ik zie het al voor mij als straks Sinterklaas en zijn Roze Pieten in Amsterdam over de Amstel komen aanvaren. Hij moet dan vaststellen dat hij niet door duizenden kindjes toegejuicht wordt. De volledige homobeweging, dobberend in kleine bootjes, gekleed in roze tutu’s en wuivend met regenboogvlaggen, belemmeren de toegang naar de grachten. Zij zijn het niet eens met de provocerende roze helpers van de Sint. Zij willen oranje exemplaren.
Ook als Sinterklaas in Antwerpen aanmeert, zal hij zich een hoedje schrikken. Met een bootje, vol juichende zwarte Afrikaantjes aan boord, de Schelde opvaren, is om moeilijkheden vragen.
Prompt staat de ganse rede van Antwerpen vol gewapende politieagenten. Sinterklaas komt oorspronkelijk uit Turkije, draagt een djeleba-achtige outfit en heeft een lange baard..Alle, voor hem nadelige kenmerken zijn aanwezig.  Wie zegt er dat die maf uitgedoste mensensmokkelaar niet van Lybië komt in plaats vanuit Spanje en was zijn uiteindelijke einddoel misschien Lampedusa of Kos. Mogelijkerwijs zitten er nog een honderdtal asielzoekers in het ruim van de stoomboot. Vermits de Antwerpse burgemeester en de ambtenaar die de dienst leeflonen en sociale woningen beheert, al op alle media meldden dat Antwerpen vol is, moet dit bootje met juichende zwarte asielzoekers aan een grondig onderzoek onderworpen worden. . Voor hetzelfde geld verdwijnen ze, eens ze vaste Europese grond onder de zwarte voeten hebben,  stante pede in de illegaliteit op weg naar Calais en daarna verder naar Engeland. Het uitdelen van snoep en geschenken kan in deze optiek alleen maar als corruptie gezien worden.
Als atheïst wil ik ook wel dat er iets aan die Sinterklaas traditie verandert. Echte atheïsten geloven niet in goden en heiligen of in allerlei zalig verklaarde ‘lange-jurkenmannen’.
Destijds konden deze vrijdenkers al het Katholieke kruis op de mijter laten verwijderen maar ik vind persoonlijk dat die cadeautjes uitdelende kindervriend zich wat aan de moderne tijd mag aanpassen. Om iedereen te plezieren, moeten van mij de Pieten niet zwart zijn maar mogen ze gerust roze blijven. Het is vooral de Heilige man die volgens mij wat aan renovatie toe is. Wie laat er zich de dag van vandaag nog Sint noemen? Zou Klaas niet wat dichter bij de doorsnee bevolking staan?
Eerst en vooral moet zijn uiterlijk wat moderner ogen. Zijn mijter kan gerust door een volks petje vervangen worden. Zijn lange grijze baard kunnen we dan in een Bin Laden modelletje afscheren, zodat al minstens de helft van de Antwerpse bevolking er zich in kan terugvinden. Zijn grijze hoofdhaar knippen we in een voetballers -coupe,  alles weg op de zijkant met alleen een toefje als een kroontje er bovenop, desgewenst in een ander kleurtje geverfd. Zijn witte handschoenen kan hij, zoals die van Michael Jackson, per opbod via Ebay verkopen. Het brengt miljoenen op en van de winst kan hij dan een speelgoedreserve aanleggen of in Afrika wat aan ontwikkelingshulp doen. Zijn grote rode edelstenenring kan hij aan Paola en Albert schenken, want die kussen graag pauselijke ringen. Als ze dit juweel in het paleis hebben, bespaart hun dit een vermoeiend reisje naar Vatikaanstad en bezuinigt dit voor hen tevens een flink stuk op hun toch al ontoereikende dotatie.  De lange rode sintenjurk zou ik tevens achterwegen laten. Het is niet meer van deze tijd en het is trouwens heel ongemakkelijk om over de daken te wippen. Paardrijden zou meteen een stuk eenvoudiger zijn in een speciaal aangepaste creatie van Paul Gauthier. De gouden staf, die niets dan ongemak met zich meebrengt als de Sint zich met de auto wil verplaatsen,  kan vervangen worden door een modieuze wandelstok.
Ik zie de titel van het hoofdartikel al in de krant:   Op 5 december komt Klaas, de kindervriend, met zijn roze piet en schimmel in Antwerpen/Amsterdam aan…Het klinkt meer als een pedofiel met een SOA( een seksueel overdraagbare aandoening). Wedden dat daar zich weer andere pro- en contra- actiegroepen druk over gaan maken en dat het Zwarte Pietendebat eventjes zal vergeten worden!


Sim,                                                      Aubenas, Ardêche       29/8/2015

woensdag 26 augustus 2015

FOTO OP DE SNELWEG


Nadat ik een paar nachten onrustig geslapen had, opgeschrikt door dromen over aperitiefdrankjes, barbecue- recepten en boodschappenlijstjes, was het dan eindelijk zo ver : manlief, de jarige leeuw vierde met vrienden en familie met liefst twee barbecuefeestjes zijn 76ste verjaardag. Eén dag nadien, nadat alle ‘Happy birthdays’ gezongen, alles opgegeten en alles leeggedronken was, kon ik eindelijk adrenalineloos een volledige dag ontstressen. De volgende dag gingen wij de caravan uit de winterstalling halen en kon mijn slaap opnieuw verstoord worden door allerlei vakantie- inpaklijstjes.
Voor wij met onze caravan richting zuiden vertrokken, hoorde ik op het allerlaatste journaal, dat de transportsector een studie zou laten uitvoeren. Ze wilden nu wel eens weten hoe het komt dat bij meestal dodelijke ongevallen er zoveel vrachtwagens betrokken zijn. Ik vraag me af of die transportsectorambtenaren ergens heel hoog in een ivoren toren zitten te slapen. Waarom huurt die sector niet eens zelf een truck en zet daar twee avontuurlijke controleurs, met het juiste rijbewijs in. Ze kunnen dan de autosnelwegen wat afschuimen en lekker de trein vrachtwagens voorbijsteken. In de federatietruck zit de ene controleur aan het stuur en steekt op het linker baanvak alle bumperklevende camions voorbij, terwijl zijn medepassagier probleemloos in de cabines kan turen. Een beetje intelligente reflectie kan al vlug die peperdure studie uitsparen. Als ze zo langs die file manoeuvreren kunnen ze moeiteloos vaststellen wat die beroepschauffeurs allemaal uitvreten behalve normaal rijden. Al snel kunnen ze de volgende conclusies aan de sector overhandigen. Sommige truckcowboys hangen geeuwend over hun stuur en slalommen knikkebollend, gedrogeerd of dronken van het rechter op het linker baanvak, liefst met een oplegger vol gevaarlijke goederen achter zich. Ze peuteren in hun neus, kettingroken en slingeren over de weg met hun mobieltje tegen hun oor aangedrukt. Ze trappen onverwachts op de rem als ze eventjes hun facebook- vrienden checken. De verveling druipt over het asfalt. Als het giet van regenen wordt deze wateropspattende vrachtwagenkaravaan  één doffe ellende. En een heel goede raad, als er werkzaamheden aangekondigd worden, kan je beter met je kleine nederige autootje tussen die onoplettende, lusteloze mastodontenbestuurders wegblijven. Voor je het weet, vergeten zij, door hun drukke bezigheden, af te remmen en wordt je eigen kleinere statussymbool tussen twee botskampioenen tot schroot vermalen. Met een beetje geluk, kan jij het nog navertellen op de spoedafdeling. De transportsector wil onze Belgische chauffeurs verplichten om een opfrissingcursus- rijvaardigheid te volgen. Wat is het nut hiervan? Dit zou echter volledig Europees aangepakt moeten worden. Niet alleen wij Belgjes, die weer heiliger dan de paus willen zijn, moeten gekeurd worden, terwijl de rest van Europa ongestoord met gangstertrucks blijven rondrijden. Ik denk dat wat meer psychologische screening en onderzoek naar de gedragscode van het vrachtwagenrijdend Oost Europees tuig hier veel meer nut zouden hebben. Wij, die regelmatig een toertje Zuid Europa maken, kunnen er van meespreken.
 Wij rijden met onze sleurhut over de Autoroute du Soleil . Voor ons slingert een oplegger heen en weer tot zelfs over de pechstrook . Het is al meteen duidelijk dat de chauffeur van Poolse afkomst alles doet behalve gewoon chaufferen. Hij realiseert zich nauwelijks dat hij zijn baanvak verlaat. Als we deze wegpiraat voorbijsteken,  zien we dat hij driftig zit te sms’en.  Een beetje verder rijden er drie Roemeense opleggers op enkele meters achter elkaar. Zij scheuren over de snelweg  met een constante cruisecontrole- snelheid van meer dan de toegelaten 90km per uur.  De (t)rucker van de laatste vrachtwagen loert naar een videoscherm dat bovenaan in het midden van zijn voorruit geplaatst is. Ik kan niet zien welke film er gedraaid wordt, maar aan de roodheid van zijn gelaat vermoed ik dat het porno is. De chauffeur van de middelste camion bladert juist in de krant die opengeslagen op zijn knieën ligt, de pagina’s wapperen in de wind bij het openstaande raam . Alleen de voorste van de drie snelheidsduivels lijkt normaal te functioneren. Het zijn tenslotte niet allemaal potentiële doodrijders.
Het lijkt wel dat mannen die in een auto of in een vrachtwagen stappen alle automobilistenwaardigheid verliezen. De lelijke eigenschappen zoals toeteren, vingertje omhoog, schelden en met de grote lichten flikkeren komen dan plots bovendrijven. Snelheidsbeperkingen zijn er vooral voor al die anderen. Zij voelen zich heer en meester en een kansspelletje flitspaal- verschalken behoort tot het summum van alle uitdagingen. Ook manlief leeft soms met een iets te zware voet en calculeert steeds een 5 km per uur meer op de toegestane snelheid in. Als we rond Lyon rijden mogen de gewone auto’s 90 km per uur en staat er een verbodsteken dat auto’s met caravans maar aan 70 km per uur de bocht in mogen. Maar zoals gebruikelijk wuift hij smalend mijn opmerking, licht superieur weg. Hij gelooft niet dat een flitspaal onderscheid kan maken tussen een gewone auto en een auto die zijn huis achter hem aansleurt. Een beetje verder langs de snelweg staat de fotograaf. Taddaa! De kleine hufter blijkt echter een superintelligent paaltje te zijn, want we zijn nog maar net met 90 km/u op zijn hoogte of de flash gaat af. ’t Zal een mooie foto zijn. Manlief met een gezicht vol ongeloof en ik ernaast met een verbeten neerhangende mond. Manlief beweert nog steeds, dat de flitser de ons voorbijstekende auto betrapt had, maar ik betwijfel het. De toekomst zal het uitwijzen! Straks valt er weer een omslag met het politie-embleem in onze Belgische brievenbus. Wie niet horen wil, moet betalen. Manlief sakkert dat hij het eventjes uit het oog verloren was (dag Jan!). Ik zucht gelaten. Waar ik, in meer dan twintig jaar niet in gelukt ben, zal de Autoroute du Soleil wel in slagen.  In Frankrijk temt men leeuwen!
Sim                                                              26 augustus 2015   Aubenas/Ardèche





woensdag 12 augustus 2015

DE REUZEKES VAN BORGERHOUT


Ik weet zeker dat jullie dit al eens allemaal meegemaakt hebben. Je staat in je potten te roeren of je wast de auto en je neuriet mee met de radio en dan is er plots dat liedje, dat niet meer uit je hoofd weg te branden is. Eerst heb je het nog niet volledig door maar als je ’s avonds naar bed gaat, dreunt het nog steeds door je hersenpan. Zo liep ik vorige week, ganse dagen van; “Wie heb ik aan de lijn, halo, halo”, te zingen. Niet dat ik zo’n fan van K3 ben, maar het pinnetje van de platendraaier in mijn bovenkamer bleef constant op de Télé Romeo hangen. Gek werd ik van dat gekweel in mijn hoofd! Net toen ik dacht dat ik overnacht het deuntje kwijtgeraakt was, hoorde ik het ’s morgens opnieuw op de radio en wat dachten jullie…De oorworm had zich in mijn hersenen gedraaid. Het K3 trio fietste met me mee naar de markt en zelfs winkelen ging op het tempo van een geneuriede en luidop zingende: “ Halo, halo!” Soms keken de mensen mij een beetje vragend aan, met zo’n blik van: “Wie is die vrouw die mij goedendag zegt, ik ken haar helemaal niet!” Een enkeling zei wat aarzelend een halo terug, een beetje beschaamd, dat hij mijn naam vergeten was en mijn gezicht bij hem totaal geen herkenning opriep. Als ik het wandeltempo op polonaise niveau bracht, keek manlief me soms een beetje geërgerd aan.  Ik deed nog juist niet de ingestudeerde showdanspasjes na. Tik, tik met de wandelstokken op “Halo, halo, mijn télé Romeo…”
Ach, ik zat zelf een beetje verveeld met mijn repertoire. Ik probeerde allerlei andere liedjes te fluiten of hardop te zingen in de hoop de meidengroep voor eens en voor altijd uit te drijven. Zelfs “The show must go on” en de Power of Love” twee van mijn lievelingsnummers, die normaal toch echt als een paardenmiddel zouden moeten werken, kregen het kindergezang van de Rosse, Blonde en de Zwarte niet uit mijn kop. K3 bleef maar in mijn schedel ronddreunen. Zodra ik ’s morgens de ogen opende, waren ze daar en lieten mij op een uptempo van: “Wie heb ik aan de lijn…” de traptreden naar beneden huppelen. Ze waren onuitroeibaar. Het was natuurlijk een ongelijke strijd, drie tegen één. …” Ze overleefden nu al bijna een ganse week in mijn schedeldak. Ik had een onvernietigbare muzikale kronkel in mijn hersens gekweekt.
En dan, op het moment dat je denkt dat je kierewiet wordt en overweegt om hulp te zoeken of toe te treden tot de zelfhulpgroep “Hoe krijg ik dat lied eruit” verdwijnt het deuntje in je persoonlijke dampkring.  De vrijgekomen stilte in mijn hoofd was oorverdovend en plots waren daar weer alle geluiden van de dag. Wat mij het meeste opviel was opnieuw het zoemen van manlief. Als een vrolijke dikke hommel loopt hij zoemend naast mij. Toen ik dit fenomeen enkele jaren geleden voor het eerst waarnam, wist ik niet goed wat ik hoorde. Het begon op momenten van stress en onzekerheid. Als het klusje boven zijn pet groeide, zoemde hij een oplossing bij elkaar. Maar nu zoemt manlief op alle mogelijke onverwachte momenten vrolijk door het leven..Toen wij elkaar pas kenden zong hij nog uit volle borst, minstens één keer in de week zijn echte lijflied. Op de fanfaretonen van ‘Stars and Stripes forever’ zong hij: “Wij gaan naar het land van Hawaai. Naar het land van de wiegende wijven. Daar lopen ze bloot in de wei. En van a 1 en van a 2, ze kunnen me krijgen!” Met het ouder worden, verdwenen de zwoele buikdanseressen met de strooien rokjes uit zijn hoofd en kwamen er vier dikke reuzen voor in de plaats; De Reuzekes van Borgerhout. Op stressmomenten steekt de reus zijn kop boven water. Nu zingt manlief niet, hij neuriet niet, hij fluit niet, mijn echtgenoot zoemt het liedje. Ik weet het, jullie worden best jaloers want een knoopjesafdraaiende en gonzende partner, dat heeft niet iedereen. Ik wilde dus wel eens weten waar dit zoemverschijnsel plots vandaan kwam. Volgens manlief zat het al jaren in de familiestamboom rond te gonzen en had zijn grootvader dit zoemgedrag ook. Dus zonder meer met de genen meegekregen. Het spijtige van de zaak is dat manlief zijn zoemrepertoire nu al jaren uit één enkel liedje bestaat: “De reuzekes van Borgerhout”. Al wie daar zegt, de reus die komt, de reus die komt, ze liegen daarom, kere weer om, reuzeke, reuzeke, kereweerom reuzegom…”Maar dan  woordeloos,  alleen een neuzelig gezoem. Al meer dan 300 jaar, telkens in september worden de Reuzen van Borgerhout weer van stal gehaald en stappen en draaien ze in een optocht door de straten. Mijn grootouders, langs vaders kant woonden hun hele leven in Borgerhout. Dus kan ik mij nog levendig voorstellen hoe ik als klein kind met ma, pa, bompa en bomma naar deze optocht ging kijken. Borgerhout had een hele brede winkelstraat die vanuit de volkse levendige gemeente helemaal tot in het centrum van Antwerpen doorliep. Borgerhout had een eigen bioscoopzaal, een heel gekend ijssalon en er waren diverse stijlvolle tapijt- meubel- schoenen- en kledingwinkels. In de jaren zeventig verdwenen al deze chique handelszaken één voor één. Ze werden vervangen door pita/shoarma- restaurantjes, thee/drugshuizen, waterpijpcafés en multiculturele kasbahwinkeltjes. Ik zou niet weten waarom, maar Borgerhout werd vanaf toen in de Antwerpse volksmond Borgerocco genoemd. Ik heb me zelfs laten wijsmaken dat in één van de laatste optochten grote Fatima reuze poppen mee opstapten. Maar dit terzijde. Van zo lang wij samen zijn, gingen manlief en ik nog nooit samen naar deze Reuzenstoet kijken en behoort dit optochtmelodietje niet tot de klassiekers in onze CD verzameling . Ik vermoed dus dat dit Reuzenliedje nog een overblijfsel van een onverwerkt jeugdtrauma moet zijn dat ergens in de krochten van zijn brein gestockeerd bleef. Enfin, ik kan mij levendig voorstellen hoe tegemoet komende wandelaars, ons vorige week over straat zagen lopen: Zoem zoem, kere weer om reuzeke, reuzeke, halo, halo mijn télé Romeo, reuzeke, reuzeke…zoem zoem..
We waren met onze kleinzoon een weekje aan zee toen die plots aan manlief vroeg: “Bompa waarom doe je dat?” “Wat Matteo?” “Awel bompa, zo zoemen!”
Manlief  lachte en keek mij eerst bestraffend aan omdat hij dacht dat ik kleinzoontje een hint gegeven had. Niet dus.”Heu, dat is zingen hé.” De kleine opdonder keek echter met een vragend engelengezichtje naar bompa op:  “Bompa, dat is toch niet zingen hé, het is net of Maya de Bij rond mijn hoofd zoemt! En bompa waarom brom jij steeds hetzelfde liedje? Altijd datzelfde melodietje is keivervelend hoor!” Ja, de waarheid komt uit een kindermond! Sindsdien probeert manlief van zijn reuzenlied af te kicken en komt er soms wel al eens een ander melodietje uitgezoemd maar van enige grote vooruitgang in het zoemrepertoire is tot op heden alsnog geen sprake.
Vanmorgen zette ik de radio luid terwijl ik met stofvod en swiffer rondliep. Ramsey Shaffy zong vanuit het hiernamaals: “Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan..” En ik kweelde mee! Ik zong het de ganse dag. Bij het uitruimen van de afwasmachine, bij het tafeldekken, onder de douche en op weg naar bed. Misschien geeft Ramsey het al na één dag op maar ik vrees ervoor. Dus als straks de vrienden komen barbecueën, moeten ze niet schrikken als ik, bij het ronddelen van de sla, het vlees en het dessert luidop zing van “Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan.. laa aat me, laaaat me, ik heb het altijd zo gedaan!”  Dat betekent dan niet dat ik alle hulp weiger hoor, maar gewoon dat Ramsey, K3 eruit gewipt heeft en hij zich nu in mijn bovenkamer gesetteld heeft.

Sim,   laat me, laat me….

mijn eigen gang maar gaan                             Edegem 13 augustus 2015

zondag 9 augustus 2015

HIER EINDIGT DE BESCHAVING

Ik weet niet hoe het met jullie gesteld is, maar het fenomeen “reacties op dagbladartikels” houdt mij hevig  bezig. Sinds jaren lees ik gratis de kranten via het internet en ik kan niet aan de lokroep weerstaan om telkens weer de reacties op de artikels, van al die anonieme aliassen eventjes open te tikken. Bij het lezen van al die reacties lijkt het wel, dat in dit land iedereen wel zijn eigen mening dringend wereldkundig moet maken of plezier vindt in het afzeiken van andersdenkenden. Het is alsof je de beerput opent en het rioolpersluchtje rond je hoofd komt stinken. Ik begrijp nog steeds niet ten volle waarom de internet dagbladen een forum geven aan een Yor, een James kont, een tisaltijdwat, een Vlaams kieken of een Zeurpiet.  Ik weet, na al dat lezen ondertussen dat de meeste respons geschreven werd door simpele zielen of platvloerse judassen die al hun anonieme pesterijregisters opentrekken om hun gefrustreerde ergernis ergens te kunnen lozen. Ongelofelijk hoe mensen met blijkbaar een hersencapaciteit van een mini garnaal en een nog kleinere portemonnee-inhoud plots al hun frustratie en jaloezie als ‘would be’ journalisten moeten ventileren. De virtuele ruziestokers verkondigen, via reacties aan de krant en op allerlei sociale media zoals Twitter of Facebook ongezouten hun mening. Ze vallen op een laffe naamloze achterbakse manier, politiekers, bekende Vlamingen en hun collega- reactieschrijvers (die niet hun zelfde mening toegedaan zijn) met pijnlijke scheldkanonnades aan.  
Het liefst zouden ze nog een cyberoorlog ontketenen, met elkaar via de webcam op de vuist gaan of virtueel met rotte eieren en overrijpe tomaten willen smijten. De meesten zijn boosaardige hufters die uit pure verveling de moraalridder willen uithangen.
Vroeger kocht mijn vader een papieren krant, mompelde wat, riep vervolgens verontwaardigd wat naar mijn moeder, en daarmee was de kous af. Diegenen die thuis geen luisterende partner hadden, trokken naar een of andere bruine kroeg en hingen daar aan de toog, achter pot en pint, wat tegen elkaar te ouwehoeren. Na een nachtje leuteren over foute toestanden en hun ongenoegen over de interne- en wereldpolitiek uitgestort te hebben, sleepten ze zich dan als menselijk wrakhout richting thuis om daar hun roes uit te slapen. Vandaag de dag bestaan er bijna geen buurtcafés meer, is het sociale luisterende oor zoek en riskeer je op je bek getimmerd te worden als je andersdenkend, verkeerdelijk het foute antwoord geeft. Dus verplaatst de platvloerse woordenstrijd zich achter de computer, de pc of de tablet. Lekker anoniem met een alias als, Poeki, dakdekkertje, Humpidumpie of Deug niet, durven deze zwak begaafden alle, zangers, sportlui of Belgische seksuologen, die het in het buitenland waargemaakt hebben, met een zekere minachting en afgunst afkraken. O wee de enkeling die deze bekende Vlamingen een hart onder de riem wilt steken en positief uit de hoek komt, die krijgt de volledige beerputkritikasters over zich heen.
Als er om 7 uur ’s morgens een krantenartikel verschijnt, dat er die nacht op de Vlaamse wegen zich weer vier jongeren te pletter hebben gereden, staan er om 5 na 7 honderden, weliswaar goedbedoelde ‘innige deelnemingen’ en ‘sterkte’ reacties te lezen van een Mallebabbe, een Hubie , een Lief huisvrouwtje of een Sariemarijs. Op één enkeling na die ‘eigen schuld, dikke bult’ neergepend heeft. Denken die simpelen van geest nu werkelijk dat de rouwende familie die ochtend niets anders aan zijn hoofd heeft dan na zo’n ongeval al deze reacties te gaan lezen? Als de Minister voor Asiel en Migratie, Theo Francken met zijn hoofd in de ochtendpers komt, dan zie je onmiddellijk aan de reacties van welke kant van de zetelverdeling de schrijfsels komen. Onder het pseudoniem van  Filip de Zomer, ssjef en Rechts worden er allerlei simplistische oplossingen aangereikt om de toestroom van armoe- illegalen tegen te gaan en kunnen er volgens hen niet genoeg teruggestuurd worden. Een ander verhaal krijg je van Rooiemia, Boeleke, Hubu en Linkseteo, die vinden dan dat zwarte Theo niet genoeg vluchtelingen binnenhaalt en er, in hun ogen, teveel uitwijst. Diezelfde schrijvers maken dan later een reactiebocht van 180 graden als Theo met een plan komt om 2500 extra bedden voor asielzoekers te voorzien in een kazerne ergens in hun eigen gemeente. Onmiddellijk worden er dan niet mis te verstane moordlustige haatcampagnes gelanceerd.
Maggie de Block, Minister voor Asiel en Migratie, in een vorige regeringssamenstelling, werd prompt de populairste vrouwelijke minister nadat ze een, in de media opgevoerde, compleet geïntegreerde, vlot Nederlands pratende, hard werkende maar een volledig uitgeprocedeerde 18 jarige Afghaan terug naar Afghanistan retourneerde. Maggie is nu Minister van Volksgezondheid en krijgt nu bakken kritiek. Een Sprietje, een dieetgoeroe en een Robinhoet, die juist zelf een taartje naar binnen schoven,( terwijl ze met vuile roomvingers snel een vette kwetsende reactie tikten)  beoordelen in alle anonimiteit, onze obesitas- Rubensvrouw op haar lichaam en niet op haar beleid. Ja hoge en vooral dikke bomen vangen veel wind.
Op een artikel over de Gay Parade in Antwerpen, tuimelen stante pede een tweehonderd reacties over elkaar de krant binnen. Nog nooit heb ik op zo’n korte tijd zoveel synoniemen voor het woordje homo of lesbo gelezen. Notoire homohaters, zoals een Godismetu, Lulleman en een Engeltje moeten hun purgerende shit over deze, volgens hen, schaamteloze optocht uitstorten. Deze zedenpredikers, die nog steeds beweren dat holebi zijn een ziekte is, moesten tot in hun liezen, purperpaars van schaamte worden. Hopelijk krijgen ze in de toekomst een zoon of een kleinzoontje die alleen met een pop onder zijn arm,  in een roze pamper wil rondlopen of een babymeisje dat hun in de puberteit komt vertellen dat ze volgens ‘hem’ een stukje te weinig heeft. ’t Zal ze leren.
Als Vlaams Minister van Dierenwelzijn, Ben Weyts niet van zijn standpunt afwijkt dat onverdoofd schapen slachten niet meer in onze Westerse beschaving thuishoort, krijg je meteen een soort fonetische analfabetische reacties van een Momo, een Pitalover en een Abia3, die vinden dat zij als gasten in ons land en als nieuwe Belgen het recht hebben om voor hun Offerfeest ritueel te slachten. Daartussen staan dan de schrijfsels van Puck, Minoeke, Wafwaf en Flipper2, alle dierenactivisten, honden- en poezenliefhebbers en Gaia sympathisanten die de verstandige Minister toejuichen.
Vorige week verscheen er in de internetkrant een artikel over klagende burgers. Na drie jaar strijd, met politie interventies, proces verbalen enz werden zij nog steeds niet door de gemeente au serieux genomen. Zij klaagden over lawaaioverlast, verkeerd geparkeerde auto’s voor hun deur en tegen hun poort rotzooi achterlatende,brakende en pissende klanten van een restaurant/café in de buurt. Ten einde raad staken zij hun koppen bij elkaar, lieten een petitie rondgaan en lieten ze in hun eigen voortuin een bord plaatsen met de woorden ‘Hier eindigt de beschaving’. Direct kwam er een reactie van de restaurantuitbater, want waarschijnlijk wie het schoentje past, trekke het aan. Nu woon ik niet in de buurt en ik weet dus niet of de klachten gegrond zijn, maar iets zal er wel van waar zijn anders zouden de mensen er niet stilaan genoeg van krijgen. Of het plaatsen van zulk ‘reclamebord’ nu de juiste oplossing was om een oplopende burenruzie alsnog uit te praten, betwijfel ik, maar de omwonenden kregen nu wel een forum op de plaatselijke ATV nieuwszender en een meteen luisterend gemeenteoor. Nadat een journalist (die waarschijnlijk op een gratis etentje in het restaurant uit was) een volgens mij niet geheel onpartijdig artikeltje in de krant deed verschijnen, was het besmeurde hek van de dam. Elke lawaaizoekende tamtamklant,  kroeg- of klaploper en potentiële herrieschoppers, of zij daar in de buurt woonden of niet, kropen achter hun PC’s en begonnen in de krant met diepe minachting de desbetreffende goedgeboerde villa bewoners de huid vol te schelden. Zelfs de mogelijke immobilië- waarde van hun huizen kwam sommige jaloerse schrijvers de strot uit en gaven deze rijke stinkerds geen reden tot klagen. Ook iedere meelevende burger die het aandurfde begripvol te reageren, werd met bagger overgoten.  Het is meer dan duidelijk dat niet alleen in Schilde de beschaving eindigt, maar achter alle computerschermen waar anonieme aliassen, censuurloos en schaamteloos hun drek over de krantenlezers uitstorten. Weet U Mevrouw of Mijnheer, welk het alias van Uw wederhelft is? Leest U met flikkerende oogjes over zijn of haar  schouder mee, wat zij allemaal ongegeneerd op de sociale media durven schrijven. Of krijgt U het ongemakkelijk warm van plaatsvervangende schaamte als U al die beerputergernis van Uw partner ongewild onder ogen krijgt? Ik hoop dan maar dat alle bekende Vlamingen, politici  en ‘mede van repliek genietende schrijvers’, in de toekomst deze reacties niet meer openklikken, want niemand blijft tenslotte onberoerd na al die randdebielenkritiek. 

Wat er in die hoofden van die virtuele ruziestokers omgaat is moeilijk te begrijpen. Dus bij deze, als Heethoofdje, Pierewaaier, ArmVlaanderen en Criskras zich, na het lezen van dit verhaaltje herkennen en jullie jezelf misschien aangesproken moesten voelen om een reactie achter te laten:” Be my guest!” Na elke blog is er een plaats voorzien waar jullie ophemelende reacties zoals; “Leuk geschreven” of vernietigende kritiek zoals; “Simone is een supertrut, die denk dat ze schrijfster is of wat allemaal nog meer kunnen achterlaten. Lezen zal ik ze echter niet. De beschaving eindigt achter jullie computer…niet achter de mijne.
Sim                                                Edegem, 9 augustus 2015

dinsdag 4 augustus 2015

WERELDRECORD


Manlief bereidt zich voor om in het Guinness World Record boek 2015 te verschijnen. Manlief wil het wereldrecord knoopjesdraaien halen. Hij heeft, samen met mij, al gedurende meer dan een twintigtal jaren goed kunnen oefenen. Hij heeft zich ondertussen, zonder noemenswaardige concurrentie, probleemloos tot in de halve finale gedraaid. Ik zie jullie de wenkbrauwen al fronsen en peinzen tot welke sporttak ‘knoopjesdraaien’ dan wel behoort! Ik zal het eventjes proberen uit te leggen. Manlief haalt uit de kast een juist versteld en gestreken hemdje en knoopt dit daarna dicht. Niets bijzonder hoor ik jullie denken.  Later op de avond laat hij zich lekker op de sofa onderuitzakken en geeft zich vervolgens over aan zijn tic ‘het knoopjesdraaien’! Onbewust cirkelen de kleine witte hemdsknoopjes tussen zijn plukkende vingers tot de draad het uiteindelijk begeeft. Het knoopje vind ik dan later, in het beste geval, ergens op het tapijt of tussen de sofazetels terug. In het slechtste geval verdwijnt het minuscule knopje overnacht ergens in de knoopjeshemel. In de grote knopen verzamelzak moet er dan een vergelijkbaar exemplaar gevonden en met bijbehorende kleur terug aangenaaid worden. Ik hoor jullie al reageren: “Waarom leer je hem dit dan niet af?” Denken jullie nu echt dat ik nog geen enkele poging ondernomen heb? Ik heb manlief, met naald, draad en schaar achternagezeten en geroepen dat hij vanaf nu zijn eigen averij maar moest herstellen. Manlief haalt dan glimlachend zijn schouders op, legt zich op de sofa en begint aan het volgende knoopje. Olie op het knoopjesvuur? En wie, denken jullie dat er met de vinger gewezen wordt, die arme man die er slonzig, knooploos bijloopt of die luie huisvrouw, die bedankte voor de eeuwigdurende reparaties. Ik weet het, we hebben allemaal na meer dan een kwarteeuw huwelijk of samenwonen wel ergens een partner zitten met een tic, waarvan je stilaan krankjorum wordt. Toen we verliefd waren vond ik het zo schattig en ontwapenend als manlief met zijn ene hand in mijn hand en zijn andere knoopjesdraaiend naast me op de sofa zat. Het leek wel een knuffelde kleuter met een teddybeer. Maar na 20 jaar knoopjesverstelwerk heb ik het stilaan wel een beetje gehad. Waarom knaagt hij niet aan zijn nagels? Die groeien kosteloos en zonder echtgenootreparaties probleemloos terug aan! Waarom draait hij in een ontspannen- of thrillermoment geen pijpenkrullen naast zijn oren? Juist ja, het grijze haar wordt ondertussen niet lang genoeg meer en valt liever uit dan als ‘tic nerveux’ dienst te doen. Ik hoor hordes vrouwen zich nu bedenkelijk afvragen, waarom ik toch te klagen zou hebben, want zelf kunnen ze wel encyclopedieën volzeuren over alle ergernissen die hun wederhelften oproepen…Ja we weten ondertussen dat de meeste mannen geen lades en kasten sluiten en zich uit de situatie proberen te redden met: “Wat ik eruit gehaald heb, moet er straks toch terug in, dus liet ik ze maar gewoon openstaan.” Of hebt U ook zo’n exemplaar in huis dat na een afwasje, niets, maar dan ook letterlijk niets op de juiste plaats terugzet. U kookt al meer dan 30 jaar in diezelfde keuken, met dezelfde kasten waar alle huisraad, potten, pannen, tassen en koppen al gedurende het ganse huwelijksleven op identiek dezelfde plaats staan, maar manlief presenteert je na al die jaren nog steeds een afwas- huisraad- zoektocht. Of heb je ook zo’n slechthorende editie, die nooit luistert en alleen hoort wat hij wil horen. Dames, hoe we ook trachten hun gezellige oude dag met ons gezanik te verstoren,  besef voor eens en voor altijd; mannen blijven kleine kinderen en kunnen na de trouwpartij, en cours de route, nooit meer veranderd worden. Hoe groen al het houtwerk*, door alle ergernissen in de loop van de relatiejaren verkleurd werd, meestal is ‘what you see, is what you get and even less’.  Dus zet ik voor de duizendste keer 'met liefde' opnieuw een afgedraaid knoopje terug aan het hemd. Ik zet een streepje in mijn notaboekje en hoop dan dat manlief ooit, met zijn discipline 'knoopjes afdraaien', samen met de poging polonaisedansen, het langste traject dominosteentjes laten vallen, het meeste hamburgers eten, het langst op een paal zitten en het grootste kussengevecht op een dag in het Guinnes World Record boek zal mogen staan.

*groen hout zijn : ruzie tussen man en vrouw


Sim,                       4 augustus 2015 en op weg naar het wereldrecord!