KAMPEERPLEZIER IN PALAVAS
–LES-FLOTS
Als doorzomerde kampeerder
maak je natuurlijk al eens iets mee op de camping, soms leuke maar soms ook
heel vervelende dingen.
Zo kampeerde ik, in mijn
vorig leven samen met mijn ex- echtgenoot en zoonlief Tom, met de caravan in
camping Les Roquilles in Palavas. Palavas-les-Flos, in de Languedoc-Roussillon,
was een Middellandse Zee insteekhaventje dat de meeste visserij achter zich
gelaten had en zich met de jaren gespecialiseerd had in het ontvangen van
toeristen. Voor een gezellig restaurantje of een toeristenwinkeltje moest je toen
heel goed zoeken. Door één of ander misverstand of verkeerd aangebrachte
informatie, van hun nog prille dienst voor toerisme, rezen er langs de
waterkant niets dan ijssalons uit de grond. Overal zag je vakantiegangers
achter immens grote, met parasolletjes versierde, dure ijscoupes, versuikerd de
stoet passanten bekijken. Het was begin juli en het echte Franse toeristische
seizoen was nog niet helemaal begonnen. Na de jaarlijkse viering van de Franse
nationale feestdag op le 14 juillet, werden de meeste Franse staatsburgers maar
eerst vakantiewakker. Op 1 augustus bumperden ze dan met zijn allen tegelijk op
de Franse autosnelwegen richting de vakantieoorden.
Op camping Les Roquilles
resideerden dus begin juli meestal Nederlanders, Duitsers, Belgen en een
handjevol Franse caravantoeristen.
De campinganimatie was per 1
juli van start gegaan en een look alike Claude François, met drie namaak
Claudettes, opende het nieuwe vakantieseizoen. De festival dj’s, met hun
oorstop- bonkmuziek, waren nog niet uitgevonden. Ik kan jullie echter verzekeren
dat als je tot bijna middernacht non stop naar Clo Clo gejank moet horen, je
ook naar een rustgevende cd van huilende dolfijnen of ruisende bomen ging
verlangen. De volgende avond stond er een “miss Roquilles”- verkiezing gepland,
maar buiten een drietal Franstalige dikke billen dragonders kwam er niemand van
enige schoonheid op dit evenement af. Drie dagen later kwam er ’s avonds een
grote tourbus de camping opgedraaid, met in het wit verklede ziekenhuisanimators
die, alleen in het Frans, het gevaar van SIDA kwamen uitleggen. Het was eind jaren 80 en de meeste mensen
hadden, buiten het overlijden van Rock Hudson aan Aids, praktisch nog nooit over
deze ziekte gehoord. Laat staan dat het Franse woord SIDA bij de meeste buitenlandse,
niet Franstalige campinggasten een belletje deed rinkelen. Naast de campagnebus
stonden twee grote manden met leuk ingepakte snoepjes, waar iedere
voorbijganger een grabbel in deed. Het waren geen zuurtjes, geen kauwgommen
maar condooms die gratis aangeboden werden. ’s Anderdaags zag je op verschillende
plekken kinderen met water gevulde rubbertjes naar elkaar smijten.
Enkele dagen voordien, hadden
er een vijftiental Duitse tieners hun tentjes kris kras tussen onze caravans opgesteld.
Met een uitdagende blik naar de andere caravankampeerders en met heel veel
bravoure wees de jonge begeleider de plaatsen aan waar ze hun tenten konden
opzetten. Het was een soort scouts- groep, die de luxe van een camping
prefereerden boven een gehuurd stuk verlaten weiland, waar ze zelf een
toiletput en eigen geïmproviseerde douches moesten fabriceren. Met enige ergernis
zagen we diezelfde dag de campingplaatsen al in een replica van de stortplaats
de Hoge Maai veranderen. Overal lagen lege bier- en colaflessen, restanten van
stokbroden, plastiek bordjes en verfrommelde natte handdoeken in het zand. De
ganse voormiddag speelden de hangmeisjes kappertje en lagen ze van verveling, voor
hun tentjes, hun teennagels te lakken. De jongens werkten op de vakantiezenuwen door
eindeloos met de bal te stuiteren en elkaar luid joelend te stangen. In de
namiddag slenterden ze, verplicht door de begeleiding, naar het strand. Dat was
het enige moment van rust rond onze campingplaatsen. In de late namiddag lagen
ze, opnieuw rusteloos, her en der tussen hun tentjes verspreid te niksen. De
begeleider zette dan de cd- speler op en Duitse popmuziek schetterde door de
kleine luidsprekertjes, totdat ’s avonds de herrie van de campinganimatie weer
begon.
’s Nachts leek de energie terug
in de Duitse lijven op te borrelen en werd de voorbije dag, onder het hijsen
van het nodige bier, nog luid lachend besproken. Sommige van de omliggende
caravankampeerders hadden al geprobeerd om met deze door verveling geplaagde
tieners in conversatie te gaan. Zij reageerden noch op Franstalige, noch op
Engelse vragen. De groep haalde de schouders op en wees naar een gifgroen
tentje. De begeleider, die zelf teveel bezig was met vakantievieren, liet zich echter
nergens zien.
Na enkele dagen waren er al
enkele stelletjes gevormd. Tongzoenend lagen ze voor de tentjes aan elkaar te
frunniken. Dat was het enige moment dat hun kwettermonden stil waren. De niet tot
vrijen uitverkoren exemplaren kegelden met een zekere verontwaardiging de inmiddels
groeiende stapel lege bierblikjes met een bal omver. De kamperende omgeving
werd het stilaan zat. Wat bezielde een campingbeheerder om zo’n bende jongelui
tussen de andere kampeerders in te betten? Ik sommeerde mijn ex-man om eens met
dat storende zootje ongeregeld te gaan praten. Mijn ex stotterde alleen
Nederlands en de enige Franse, Engelse en Duitse woorden die hij kende, kwamen
er alleen uit nadat zijn stembanden met sloten alcohol bevoorraad waren. Als er
ook maar, in eender welke situatie enige actie ondernomen moest worden, verschool
hij zich achter mijn smalle schouders. Mensen die mij kennen, weten uit
ondervinding, dat eens bij mij de druppel over de emmer sijpelt, ik al snel de
koe, in welke voertaal ook, bij de horens neem. Ik wilde niet zo’n receptieklager
zijn alvorens recht op de man af te stappen en eerst mijn beklag aan de
begeleider te doen. Mijn huidige manlief, met zijn talenknobbel, was nog niet
in mijn leven verschenen en dus moest ik zelf de Duitse kastanjes uit het vuur
halen. Ik stapte dus naar één van die hangjongeren. Vermits mijn vader tijdens
de Tweede Wereldoorlog bij de weerstand was geweest, lagen sommige Duitse
woorden nogal gevoelig. Ik vroeg de jongeman dus in mijn beste Duits: “Wo ist
Ihre Leitung”?
De tiener staarde mij over
zijn zonnebril aan en gebaarde verveeld dat ik hem moest volgen. Wij stapten
tussen de kleine tentjes door, struikelden over touwen en tentharingen, lege
pizzadozen, hopen vuile was, zonnecrèmes, toiletzakken en stinkende schoenen.
De puistige tiener bracht mij in de richting van de haag, recht naar de
waterkraan…:”Das ist unsere Leitung”. Toen ik hem, wat uit mijn Vlaams lood
geslagen en grinnikend om mijn blunder, probeerde uit te leggen dat ik geen
water zocht maar alleen de man wilde spreken die de leiding over hun kamp had,
kwam bij hem het geladen woord eruit: “Aha unser Fuhrer!”. ‘Unser Führer’ kon
op dat moment niet gestoord worden, want die lag juist in zijn gifgroene tentje
te rampetampen en de gratis verkregen condooms uit te testen met één van de,
met teennagels gelakte, meisjes. Toen ik mijn rampzalige interventie een beetje
lacherig aan de andere buren- caravanbezitters uiteenzette, was voor de meesten
de maat vol. Gezamenlijk zijn ze toen richting receptie gestapt. De volgende
uren werd de kampleider uit zijn tent gesleurd en behoorlijk, in het voor hem
onverstaanbare Frans, op de vingers getikt, dat hij zoals afgesproken zijn
tentjes aan de andere kant van de camping had moeten opzetten.. Als er nog een
reclamatie over zijn groep aan de receptie vermeld zou worden, werd de ganse boel
onverbiddelijk de camping uitgezet. Het Duitse kamp werd onder luid gemor opgebroken
en de tenten werden helemaal aan de uiterste lege kant van de camping terug opgezet. De campingbeheerder mocht na hun passage alle
achtergelaten rotzooi uitmesten. Het was vergelijkbaar met een heden ten dage ontruimde
muziek-festival campingweide. Ik,
diegene die zich wel in het vijandelijk kamp had durven begeven, maar niet naar
de receptie was gaan klagen, kreeg wel alle giftige Duitse blikken. Vanaf die
dag sloop “der Fuhrer” en zijn troepen met veel minder bravoure onze caravans, richting
douches voorbij.
Tijdens diezelfde vakantie,
sliep zoonlief Tom, toen zo’n 11 à 12 jaar, voor het eerst alleen in een tentje
naast onze caravan. Mijn moederlijk
brein registreerde
vanaf dat moment ‘s nachts,
elke hoest, elke nies, elke snurk en elk abnormaal geluid. Het was stikkend
heet en we hadden de voortent niet toe geritst. Alle ramen stonden open om de
nachtelijke bries binnen te laten. Opeens hoorde ik gestommel in onze voortent.
Ik zat al half recht in bed, toen een bruine hand de caravangordijntjes opzij
duwde en er een flashlicht recht in mijn ogen scheen. Ik gilde en riep in het
Frans naar de zigeuner wat hij verdomd in onze tent kwam zoeken. Hij antwoordde
grijnzend dat hij alleen maar toiletpapier zocht om naar de wc te gaan en koos
vervolgens het hazenpad. Ik sleurde aan mijn ex en duwde hem bijna het bed uit.
Ik hoopte dat hij wat de mannelijke held zou uithangen en riep dat hij achter
de zigeuner aan moest gaan. In plaats van te reageren, versperde mijn
ex-echtgenoot, als een bibberend konijn, de doorgang en zei dat hij geen zin
had om een mes in zijn lijf te krijgen. Het werd de zoveelste slapeloze nacht. Toen
Tom, die gelukkig door alles doorgeslapen had, de volgende morgen ons verhaal
hoorde, antwoordde hij heel laconiek, terwijl hij naar de lege wasdraad wees:
“Ja mama, je had die man wel beter wat wc papier gegeven hoor, want nu veegt
die zigeuner waarschijnlijk zijn gat af aan onze drie gestolen strandlakens!”
Alhoewel er vanaf dat de zon
onder was gegaan bewakers met honden op de camping patrouilleerden, waren de
zigeuners er toch in geslaagd deze naar één kant van de camping te lokken. Via
de andere kant plunderden ze alles wat los of vast zat uit voortenten en
verlaten caravans. Campingtafels, stoeltjes, tv toestellen, flessen drank uit
ijskasten, bikini’s, oventjes en strand- en badhanddoeken verwisselden van
eigenaar. Dus met drie gestolen strandlakens kwamen wij er nog goed vanaf.
Alleen het respect voor mijn ex- echtenoot kreeg op dat moment zo’n deuk die nooit
meer uit te blutsen was.
Sim 13 september 2015 Grau du Roi