Als je een wat mondainere
vakantiebestemming, zoals aan het meer van Annecy, uitkiest dan behoor je met
je tent of caravan ondertussen tot de arme tak van de vakantiefamilie. Voor je
het weet, sta je tussen de meters hoge, lange witglanzende muren van de
campers. De grijze gepensioneerde naoorlogse babyboomers, die graue Welle,
nemen het campinggebeuren volledig over. Ze stallen hun appartement op wielen
op tien centimeter van je luifeltouwen en haringen, zonder je ook maar één blik,
een woord of groet te gunnen. De schotelantennes op hun dak draaien piepend
richting satelliet en indien die niet gevonden wordt, dan wordt er met de
camper heen en weer gemanoeuvreerd. Zoals vorige generaties destijds uitpakten
met hun nieuwe auto, de chiquere BMW of Mercedes, zo is nu de camper het nieuwe
statussymbool geworden. Groot, groter, grootst. Zo ook wensen zij, om geen
gezichtsverlies te lijden, dat er nergens op de camper een labeltje kleeft,
waarop staat dat ze de luxevrachtwagen niet gekocht maar gewoon gehuurd hebben.
Zij hebben vermoedelijk nooit in een tent gelegen noch met een caravan
rondgereden en missen dan ook het samenhorigheidsgevoel dat er vroeger op de
campings heerste. Het elkaar groeten en elkaar helpen .
Als er een caravan zonder
mover de camping opdraait en de mensen hebben het een beetje moeilijk om het
ding op zijn plaats te krijgen, dan had je vroeger onmiddellijk een tiental
medekampeerders die een handje kwamen toesteken. Deze nieuwe campervakantievierders
trekken eventjes de wenkbrauwen op, laten hun lippen wat minachtend zakken,
blijven onbewegelijk voor hun mobiele hut zitten en steken geen poot uit. Je voelt je met je kleinere behuizing al snel
de asielzoeker tussen de Europese camperpatsers. Alleen voor een nog grotere twee-assige
mobiele pronkwagen, met uitschuifbare zijwanden, laten de camperaars nog interesse blijken en voelen zelfs zij een zekere afgunst.
’s Morgens zie je ze in hun
witte wollige Paul en Shark kamerjassen, gouden sandaaltjes en fluo Nike sneakers,
met de Louis Vuitton toiletzak onder de arm, naar het sanitair flaneren met in
hun vrije hand de rol toiletpapier. Ze spieden wat ongemakkelijk rond of iemand
deze wat onaangename situatie gezien heeft. Ze moeten spijtig genoeg net zoals
het campinggepeupel de campingdouche gebruiken en evengoed omdat ze hun eigen
toiletje niet willen bevuilen, in het campingsanitair een drol draaien. Nu zijn
niet alle camperkampeerders zo’n onsociale mensen, maar de overgrote
meerderheid is toch van een ander kaliber en een andere mentaliteit dan de
doorsnee tent- en caravanbezitter. Ik begrijp nog steeds niet waarom dit soort
mensen met hun statussymboolgeld geen hotelkamer in een vijfsterren resort
reserveren, waar ze ’s avonds ongestoord in hun Armani jurkjes, met hun D&G
zonnebrillen,Versace colbertjes en Ferrari petjes kunnen paraderen. Nu
hebben wij ondertussen een gewone caravan aangekocht, maar ik kan mij voorstellen
hoe minachtend ze vroeger op onze compacte plooicaravan zouden neergekeken
hebben. Destijds noemden wij onze Esterel vouwwagen nog ons naaidoosje, maar
toen waren we natuurlijk wel een kwart eeuw jonger en dus veranderde de naam
stilaan in onze kleine koekendoos. Wij reisden gans Europa af, zonder mover,
zonder ingebouwd toilet, zonder lavabo, zonder satelliet, maar met zoveel meer kampeerplezier.
Nu zoeken wij ons een leuk
kampeerplaatsje uit, parkeren onze villa en bezoeken met de auto in een grote
straal alle bezienswaardigheden. Niet elke camping heeft een inkoopmogelijkheid
om de hoek en dus rijden wij regelmatig eventjes met de auto naar de soms 10 kilometer
verder gelegen winkel. De nieuwe kampeerder sleurt met winkelzakken of stalt
zijn tafeltje en stoelen op de door hem gereserveerde campingplaats en moet met
heel zijn hebben en houwen op uitstap of richting supermarkt. Dus moeten er volgende
keer minstens fietsen mee.
Het is niet dat wij jaloers
zijn op deze nieuwe rage, maar wij lachen toch in ons vuistje als deze ‘nouveau
riche campeurs’ straks, met hun gigantische kermiswagens, uitstapjes naar de
bergdorpjes in de Provence of het Côte d’Azur achterland willen maken. In
Bormes- les- Mimosas bijvoorbeeld, kunnen ze net tot aan de ingang van het
dorpje rijden om vervolgens via de rotonde opnieuw naar beneden te moeten. Dus
volgende keer moet er achteraan een haak gemonteerd en een trailer met een moto
mee. Ook de Italiaanse stadjes kom je met die vakantiemastodonten niet meer in.
Even een uitstapje naar Portofino eindigt aan de enige ondergrondse auto- parkeergarage,
waar zij met hun hoge campers nog niet eens binnen kunnen rijden. Op de
terugweg vinden ze op zo’n 40 km geen enkele normale autoparkeerplaats meer, laat
staan een camperplaats, want Italië slibt net als heel Europa volledig toe. De
kampeerplaatsen in de Golf van Napels zijn zo klein, dat deze autobussen zelfs
op sommige kampeerterreinen geweigerd worden. De prachtige Amalfi kust is al
jaren verboden terrein voor zulke patservoertuigen. De mooiste delen van Italië
kunnen niet bezocht worden, dus volgende keer moet er minstens een autootje
achteraan. Het campergebeuren is duidelijk uit Amerika overgewaaid. De
gepensioneerden verkopen daar hun huizen en trekken met een super-de-luxe
camper het ganse land rond. Je hebt er speciale campercampings met alles erop
en eraan. Met zulke gigantische afstanden kan je dan ook begrijpen dat mensen met
zo’n mobiel- huis- op- wielen willen rondtrekken. Het oogt mooi, maar is het
praktisch in Europa? Wij vinden van
niet. Laatst stonden wij op een camping in de Mont Blanc regio waar een wat
ouder Duits camperechtpaar ons kwam vragen of ze samen met ons, met onze auto,
een keertje mee de bergen in mochten. Met hun twee- as- zonreflecterende witte
camper konden ze en durfden ze niet de bergbaantjes op en waren dus gedoemd om
de vakantie onbewegelijk op de camping door te brengen. We vonden het heel spijtig,
maar wat babysitten op neue Pensionierten en ons wandelritme aan anderen te
moeten aanpassen, zagen wij totaal niet zitten. Bezint voor je begint! Wij
weten uit ondervinding wel beter. Sommige van onze vrienden en familie hebben
de mobilhome een jaartje uitgeprobeerd, maar hebben snel opnieuw een
caravannetje aangekocht. Het begon zo’n decennia geleden toen Duitsers met hun
onbedwingbare drang om zich te profileren en hun rijkdom uit te stallen met hun
gemotoriseerde flat begonnen rond te rijden. Nu een vijftal jaar later,vervolmaken de
Fransen, de Britten en de Italianen de camperstatistieken. Alleen het merendeel
van de Nederlanders blijft trouw aan zijn sleurhut en zijn tentje. De Belg
daarentegen denkt nog steeds dat campings negerdorpen zijn en koopt zich een
appartement of een residentiële stacaravan aan de Belgische kust of resideert
in een appartementje in Benidorm. De enige die aan de caravan blijven
vasthouden zijn de zigeuners. De
campermania is ondertussen echter niet meer tegen te houden, de camperfanaten
zijn de nieuwe nomaden. Het zijn ondertussen niet alleen de gepensioneerden
maar ook de twee weekjestoeristen die met zo’n autobussen rondrijden. De
camperepidemie breidt dusdanig uit,
zodat men in Frankrijk en Italië al de meeste parkeerplaatsen met een
hoogteslagboom afgesloten heeft. Daarnaast
worden er nu grote betalende parkings aangelegd waar de rondtrekkende campers
voor maximum 48 u, op 1 meter van elkaar op het zinderende beton, mogen blijven
‘parkeerkamperen’. Elke zichzelf respecterende nieuwe Europese pensioengerechtigde
en de wat betere vakantieklasse wil met heel zijn thuisinhoud in zo’n grote bak
rondtoeren en elkaar liefst zoveel mogelijk de ogen uitsteken. Groot, groter,
grootst. Duur, duurder, duurst! Les nouveaux pensionnés sont arrivés!
Sim, Lac d’Annecy 21/6/2015