Wat is het toch met al die
Nederlanders die in Frankrijk campings willen opstarten of beheren? Zaten die
vroeger samen met ma en pa of met een vakantielief in een tentje in Frankrijk
vakantie te vieren en willen die nu voor de rest van hun leven een goedgevoel- vakantie-
job? En wat is dat dan toch met die
Nederlanders die allemaal juist op zulke, door Nederlanders uitgebate campings
willen samenhokken? Begrijp me niet verkeerd, de meeste Nederlanders die wij op
ons reistraject tegenkwamen, waren heel joviale en geïnteresseerde mensen
altijd in voor een leuke babbel of een borrel. Wij vinden dit volk zo leuk, dat
wij, twee Belgjes, al onze wereldreizen met een groep Nederlanders via een
Nederlandse reisorganisatie gemaakt hebben en hieraan ook een paar heel goede
vrienden aan overgehouden hebben. Ze krijgen door de meeste Belgen het etiket
gierig en zuinig opgekleefd, want een Belg ziet nog steeds caravanreizigers als
een troep sukkelaars. In plaats dat die met hun vakantiebudget twee maanden met
een caravan gans Europa doorkruisen, gaan die liever voor viermaal het
vakantiegeld twee weekjes met hun krent in het Mexicaanse zand zitten of huren
voor dit bedrag een appartementje op de Belgische zeedijk om twee weekjes
achter de beslagen ruiten naar de regendruppels te staren. Dus laat de
Nederlanders maar prijsbewust de wereld veroveren en met hun sleurhutten
uitzwermen. Maar, hier, op zo’n 8 km van
Crest in de Drôme-Provence, is er weer zo’n camping met Nederlandse uitbaters
die met een oranjemagneet een speciaal soort landgenoten aantrekt. Hier huist
zo’n nest ‘wollengeitensokkenbreiende’ Nederlanders. U kent ze wel, de heren
met de geruite hemdjes in de vooroorlogse shorts, opgetrokken tot onder hun
oksels en de bijbehorende witte sokken in de open sandalen. De dames met een
lekker kort geknipt jongenskopje en makkelijke schapenpermanentjes. Ze spreken
geen letter Frans en vinden het “Hartstikke leuk toch joh.. elke keer weer dezelfde
mensen, je plaatsje aangewezen en je stokbroodje besteld in het Nederlands.
Geen gezeur, lekker hoor!” Het zijn zo van die senioren die elk jaar opnieuw
naar dezelfde camping trekken en liefst nog op hetzelfde plaatsje staan. Op
deze camping heerst er een speciale jaarlijkse licht gereformeerde samenhorigheid
en als nieuweling word je al snel heel benieuwd nagekeken. Ze kennen elkaar
met naam en voornaam en als Huub, Treintje, Onno of Willemien met het
papierafval, de lege blikjes, de lege glasflessen richting sorteerstraatje
slenteren, kunnen ze niet aan een aantal caravans voorbij zonder het obligate
weerpraatje en een hoop idioot geleuter. Dit is voor deze terugkerende oranjereizigers
al het evenement van de dag. Sommigen zitten elke dag met hun stoeltje voor de
caravan te bruinen en klampen iedere langs wandelende nieuwkomer aan om een
praatje te maken. Nu vind ik het meestal heel prettig om met andere
vakantiegangers, van welke nationaliteit ook, een babbeltje te maken. Aan ze te
vragen wanneer en waar ze hun tocht begonnen zijn, waar ze naartoe reizen, wat
ze al allemaal in de omgeving gezien en beleefd hebben en of er soms speciale
aanbevelingswaardige campings op hun lijstje staan. Maar van de Noord- Limburgers
naast ons word ik niet bijster slimmer. “Nou Toos, waar was dat alweer, waar ze
die lekkere broodjes verkochten?” Nou Joop, was dat niet waar het constant zo
regende?” “Macon, was het niet Macon Toos?” “Ho
hebben jullie Macon bezocht, leuk stadje niet?” “Ach buurvrouw, we zijn er
al na één nachtje doorgereden”. “En waar
gaan jullie nu nog verder kamperen?”
“We blijven eerst nog een paar weekjes gezellig hier staan en dan, ja
Joop, hoe heet die camping nu alweer, iets met Planes of zo iets in de naam...ja
’t is een Acsi camping iets verder de Provence in..” zingt zij. ”Nee Toos het is geen Acsi camping maar eentje
met Camping Cheques hoor!” “Vinden jullie
vanuit deze camping een bezoek aan Crest de moeite waard?” “Ja Crest, daar
kampeerden wij ook al een keer.” “Ho wat spijtig nou, blijven jullie maar twee
nachtjes? Waar gaat de volgende rit naartoe?” “Wij trekken zo’n 200 km verder naar het Lac d’Annecy.” “Zeg Joop,
kampeerden wij ook niet in Dannesi?” Joop kijkt glazig, lacht een beetje
stupide en zegt er zangerig achteraan : ”Nee Toos, nu sla je de dingen weer
volledig door elkaar meid!” Ach al snel krijg ik door dat ik geen nieuwe
kampeerideeën aan deze reizigers zal overhouden en dat ons praatje samen waarschijnlijk
het hoogtepunt van hun vakantie wordt.
Deze camping, met ecologisch
zwembad, ecologische wasmachines, bio dit en bio dat, ligt zo’n 10 km van de snelweg verwijderd en
wordt dan ook in het campingboekje gepromoot als doorgangcamping. Alleen als je
op zondagavond aankomt, krijg je te horen dat je geen brood kan bestellen want
dat de bakker, die het brood rondbrengt op maandag gesloten is. Je moet dan
zelf naar het eerstvolgende dorpje rijden om je eigen stokbroodje te gaan
kopen. Nu wil je als doorgangkampeerder, die amper één nachtje op deze camping
doorbrengt, ’s morgens toch zo snel mogelijk je sleurhut terug aan de haak
hangen en als de bliksem naar het zonnige zuiden doorrijden, zonder dat er nog
eerst een rondje bakker zoeken aan vooraf moet gaat. Dus op maandagochtend gaan
er een vijftigtal auto’s en campers de camping in en uit rijden om het begeerde
baguetje te gaan kopen. De lieverdjes
die deze camping zo ecologisch uitbaten, hebben er gewoon niet bij stilgestaan,
dat ze gewoon eventjes, na een lijstje broodbestelling op zondag, zelf veel eco- en klantvriendelijker met één
auto dit traject zouden kunnen afleggen dan dat er vijftig benzine- en
dieseldampende vervuilers op en aan moeten rijden. Misschien één keertje in de
week wat vroeger dan de campinggasten opstaan en niet zo vasthouden aan die ambtenaartjesuren
van 9 tot 12 en van 14 tot 18 uur? Maar ja, je kan organiseren of je kan het
niet! Moesten ze meer hersencellen hebben, dan zouden ze nu geen verstopte
toiletpotten ontstoppen maar advocaat geworden zijn en ergens in een riante villa
in het Gooi of in belastingvrij over de grens in Brasschaat wonen, met een
tweede verblijf in het zuiden. Moesten ze wat slimmer zijn, dan zouden ze nu
geen camping maar met het grote geld een heuse voetbalploeg of een slikkende
wielerploeg beheren. Alhoewel, al diegene die nu nog in de sport voor de sport
gelooft, gelooft waarschijnlijk ook nog in Sinterklaas. Of nog een beter idee, misschien
hadden ze nu afgevaardigde bij de FIFA kunnen zijn en met de corrupte ‘sportieve’
zwarte kas, een volledig tropisch eiland kunnen afhuren. Och, gelukkig zijn ze tevreden en voelen ze
zich een beetje thuis in hun camping vol met hun speciaal slag kamperende licht
dementerende oranjevedetten.
Nog eventjes iets over die
campingbureaucratie: Als echte staatsbediendes werken ze van 9 tot 12 en van 2
tot 6 uur. Nergens stond er in het campingboekje vermeld dat de camping in Les
Saintes Maries-de-la-Mer van 12 tot 14 uur gesloten zou zijn. Dus kom je daar
nietsvermoedend om vijf na twaalf aanrijden en sta je voor een donkere receptie
en een neergelaten slagboom. Je caravan staat dan twee uur in de blakende zon
met een temperatuur van 35 gr in de schaduw als een crematoriumoven op te
warmen. Je kan dan alleen eventjes te voet op de camping rondwandelen en de enkele
nog vrije plaatsjes bekijken. Zelf sta je er dan daarna als dubbel gebakken
broodjes voor de receptie rond te draaien want na ons arriveren er nog een
vijftiental caravans en campers die allemaal als een langgerekte file de
campingingang blokkeren en de klok van twee uur afwachten. Er ontstaat een
samenscholing en een zekere samenhorigheid van ontevreden oververhitte
wachtende vakantiegangers, die het allemaal even schandalig vinden. Nu zijn wij
zelf nogal van het organiserende type en omdat wij als eerste aankwamen, geven
alle volgers een nummer. Gelukkig vinden de meeste dit allemaal prima. Het zal
je maar gebeuren dat je voor een plaatsje in de Camargues- zon nog eerst een
robbertje moet vechten. Wij zijn het er volledig mee eens dat iedere
receptionist het recht heeft om ongestoord zijn boterhammetje te eten, maar om
nu iedere, tijdens de siësta aangekomen, wachtende campinggast een zonneslag te
bezorgen is wel een brug te ver. Om tien na twee uur gaat dan eindelijk het
licht aan in het receptiegebouw en nemen er drie, ja u leest het correct, DRIE receptionisten
plaats achter de balie. Nog nooit gehoord van om beurten te gaan lunchen, zodat
er niet zo’n opgefokte en oververhitte caravan- en camperoptocht voor de
slagboom staat? Ach zoals ik al
schreef…als er wat meer organiserende hersencellen aanwezig zouden zijn…
Maar het kan nog erger..als
je vanuit het noorden, na een marathonrit van een 12 tot 14 uur of langer,na uren
snelweg fileleed en tolstation bumperen eindelijk iets na zessen op je
vakantieadres aankomt, dan sta je voor een afgesloten kampeerterrein. Je komt
er zonder code niet meer in. Je kan dan kiezen, de nacht in je tentje, caravan
of camper voor de gesloten afsluiting doorbrengen, of ergens in Les Saintes
Maries een hotelkamertje zoeken, want om 18 uur stipt sluit de camping gewoon
de boel af. Klantvriendelijk, mon oeil! Of we moeite doen, of niet ze komen
toch!
Nog eventjes ter informatie,
ik geloof dat manlief niet alleen zijn gehoor, maar nu ook stilaan zijn zicht
aan het verliezen is. Hij beweert dat hij al flink vermagerd is en dat zijn
buik al minstens met het helft geslonken is…Volgens mij moet hij dringend naar
de oogarts!
Morgen rijden we naar het meer
van Annecy, de meer gecultiveerde Nederlanders achterna.
Sim, Grâne, bij
Crest/Annecy 17 juni 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik hoor heel graag van jullie wat jullie van mijn verhaaltjes vinden ?