Het was begin mei en stralend
weer toen we in Colmar tussen de peperkoekenhuisjes, als in een Anton Pieck
tekening, rondliepen. De terrasjes en restaurantjes waren overvol en iedereen
genoot van het voorjaarszonnetje. Aan de brug over de Ill weerkaatste de zon op
een eenzaam vastgeklonken hangslotje. Het verliefde paartje, dat dit slotje
hier in Colmar opgehangen had, had vermoedelijk niet genoeg gespaard om tot aan
de bruggen van Parijs, Rome of Praag te geraken. Dan vraag ik me af, wie was er
als allereerste op het idee gekomen om hangsloten, als teken van eeuwige
liefde, aan bruggen op te hangen? Was het de dochter van de slotenmaker die wel
eens wat anders wou dan zo’n blinkende ring? Of wou zij gewoon kijken of de jongeman
in kwestie bereid was de romanticus uit te hangen alvorens de beloofde wip
erachter zou volgen? Was het de zoon van de ijzerhandelaar die vergeten was om voor
zijn lief een bos bloemen te kopen en besloot om op het allerlaatste moment
zo’n hangslot mee te graaien? Is hij erin geslaagd om zijn lief wijs te maken,
dat een slot vastklinken op een brug over een rivier het summum van romantisch
liefde was? Vertelde hij haar dan ook dat, wou de liefde eeuwig duren, zij de
twee sleuteltjes in de rivier moesten gooien? Of hielden zij elk een sleuteltje
bij zich, in geval van? Moesten, vanaf dat moment, alle vrijers in plaats van
met ringen, bloemen en pralines met een hangslot over de brug..of nog beter aan
de brug komen? Enkele jaren geleden nam het hangsloten kuddegevoel zo’n vaart
dat men de idiote brugwildgroei in Parijs moest verwijderen. Daar dreigde de reling
van de brug het te gaan begeven door het gewicht van de eeuwige liefdesijzerwinkel.
Als dan zo’n hangslot, door een arbeider met een tang doorgeknipt werd, voelden
de partners dan een soort elektrische schok? Ging de relatie vanaf dan
bergafwaarts? Werd er dan bij een mogelijke breuk niet alleen over de verdeling
van de inboedel, het huis, de bankrekening, de kinderen en de hond geruzied maar
ook over wie van beiden nu die reis terug moest ondernemen om dat hangslotje
terug te vinden en het opnieuw te openen, de vrijheid tegemoet? Dus beste
verliefden, als jullie nog steeds de drang voelen, zoek geen plaatsje meer aan
de bruggen in Parijs, Rome en Praag want die hangen al overvol, maar over de
brug van de Ill in Colmar is er nog plek zat. Als er één van mijn lezers binnen
afzienbare tijd richting Colmar moest reizen, laat mij dan vooral weten of de
kuddegeest hier al heeft toegeslagen en
of de hangslotenverkoop ook hier in stijgende lijn gaat.
Het was het lange weekeinde
van Hemelvaartsdag en de zon bleef nog steeds van de partij. Vermits wij op de
camping te Colmar constant, aan de overkant van de rivier, het lawaai van de
autostrade hoorden, besloten wij nog enkele dagen te blijven rondhangen in de
overweldigende natuur van de Vogezen.
De camping in
Xonrupt-Longemer, lag lichtglooiend tegen de helling, direct aan het meer en beloofde
volledige rust. Maar door het warme weer ontwaakten niet alleen de insecten, maar
tevens de kudde motorrijders. Met honderden hadden deze midlifecrisismannetjes
zich in lederen outfits gehesen. Het waren merendeel Duitse dikke mannen met
stoere jassen met doodshoofden en bezweringstekens op de rug. Op hun kale en grijze hoofden
droegen ze een soort leger pothelmen. Onder de helmen zwiepten niet alleen hun lange
Vikingbaarden maar ook minuscule paardenstaartjes of lange vlechten heen en
weer. Ze waren lekker met de mannen alleen de hort op. Daar gingen ze dan. Niet alleen of met zijn
tweeën, maar met minstens tien tot twintigen achter elkaar aan. Eerst hoorden
wij ze achter de camping doorschetteren, vervolgens bromden ze met een hels
lawaai langs de overkant van het meer, om dan al racend de berg op te gaan. Het
lawaai van de ene groep motoren was nog niet volledig uitgestorven of je hoorde
de volgende motorbende al als een gigantische hommel dichterbij zoemen en langs
de camping denderen. Eventjes hoorden wij de vogeltjes fluiten en dan kwam daar
weer zo’n troep penopauzers voorbij knetteren. Het ganse lange weekeinde leek
het of we onze caravan op de weide van Francochamps gezet hadden. De zware motorjongens hadden de tijd van hun
leven, berg op, berg af en natuurlijk de
kick van hun helse motorgebrul. Leve de natuur! Zondag in de late namiddag
werden de periodes van stilte langer en langer. Het lawaaizootje bromde terug
richting heimat en moeder de vrouw. Nu heb ik zo’n paar dikke Duitse
Schweinefleisch motards eens van wat dichterbij bekeken en ik vrees dat geen
enkele normaal denkende vrouw zo’n soort man ook maar één blik zou gunnen. Dus
is het best te begrijpen dat al hun affectie wel eens alleen naar hun zware blinkende
motor uitgaat.
En dan heb je nog die kudde
bontgekleurde weekendfietsers. Rond het meer van Longemer, maakte men een
fietspad dat qua breedte niets moest onderdoen met een volwaardig auto rijvak.
Als jullie nu denken dat die opgefokte peletonfietsers hiervan gebruik maakten,
heeft het duidelijk niet begrepen. Met zijn vijven op één rij, denkend dat ze
in de Tour de France of in de Giro d’Italia reden, trapten ze zich zigzaggend
een ongeluk op de rijbaan. Ze lieten een trein van sputterend wachtende auto’s
achter zich aanschuiven. Als er dan een auto of
een vrachtwagen luid toeterend wou voorbijsteken en hun teken deed dat
er voor hen een speciaal fietspad aangelegd was, joelden ze van
verontwaardiging, waaierden nog breder uit en gaven de automobilisten het
vingertje. Een kudde koeien is blijkbaar nog intelligenter dan een roedel
wielerterroristen.
Maandag hadden wij eindelijk het
fluiten van de vogeltjes, het kabbelen van het meertje en de immens mooie
natuur terug voor ons alleen. Maandagavond, beau temp pour les canards, het
regende pijpenstelen. Tijd om zuidelijker te trekken, de kudde gepensioneerde voorjaarvakantiegangers
achterna.
Sim, 13 mei Sahune Drôme
Provençal
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik hoor heel graag van jullie wat jullie van mijn verhaaltjes vinden ?