Op de terugweg naar het
noorden, hadden wij ons op de camping te Tournus, al een plaatsje voor één
nacht mogen uitzoeken, inschrijven zou na de lunch gebeuren. Toen ik ons later
aan de campingreceptie aanmeldde, kwam er een volgende caravan de camping
opgedraaid. Een ventenkop-haartooi- vrouw kwam de receptie binnengestoven,
duwde me bijna omver en kwetterde in het Hollands-Frans: ‘Amplasemant ici, oké amplasemant?’,
terwijl ze druk met haar arm naar hun caravan zwaaide. De man achter de receptie bleef heel kalm en
zei dat ze eventjes moest afwachten want dat hij nog met een vorige cliënt
bezig was, maar dat zij straks aan de beurt was. Ik vermoedde dat ze niets van
het Frans verstaan had, maar ze draaide zich hevig zuchtend om en haar mond vertrok
in een grimmig ontevreden streepje. Ik dacht nog: ‘Wat lijkt me dit een kreng,
je moet er maar mee op vakantie en in het zelfde caravanbed moeten slapen’. Ik had
nog niet het hele verhaal aan manlief vertelt en zat nog net niet naast hem in
het zonnetje voor onze caravan, toen de Nederlandse sleurhut juist naast onze
caravan tot stilstand kwam. Het ‘amplasemantkreng’ kwam op ons af en vroeg of
wij onze caravan niet ergens anders konden neerzetten. Wij bekeken elkaar,
vroegen ons af of we dit wel juist gehoord hadden en negeerden de nieuwkomers
een beetje. Op de ganse camping waren er op de kop af vier plaatsen bezet en
zo’n honderd kampeerplaatsen vrij. ‘Nou, hoe lang blijven jullie hier staan?’’
Wij staan hier voor één nachtje en gaan morgen weer verder noordwaarts’. ‘Wel,
wij staan elk jaar steeds een paar nachtjes op deze camping en wij staan altijd
op dit plekje!’ “Wel, zei manlief, dan zal U deze keer eens op een
ander plekje moeten gaan staan, keuze genoeg, kijk maar, alles vrij” “Maar wij hebben een goede rede om
altijd op deze plaats te staan!” Mijn fantasiehoofd sloeg op hol. Ik
kon wel duizend redenen bedenken waarom dit zeurvrouwtje juist op onze plaats
wou staan. Misschien had één van beiden een prikkelbare darm of de ziekte van
Crohn en moesten ze om de haverklap naar de toiletten lopen? Maar we stonden
helemaal niet zo dicht bij het sanitair er waren er minstens tien veel dichter!
Misschien had één van beiden pleinvrees en kon de camping niet diagonaal
richting douches overgestoken worden? Was er misschien sprake van een milde
vorm van claustrofobie omdat er onder een boom moest gekampeerd worden? Hadden zij, ergens in het verleden, de as van
hun overleden hond juist op kampeerplaatje 46 uitgestrooid? Of stonden ’s nachts op deze plek de sterren in
de juiste verhouding tot elkaar, zodat mevrouw met haar overleden zuster kon
communiceren…Ik kon nog wel duizend fantasieverhalen bedenken, maar hield
wijselijk mijn klep dicht, want het caravanwijf begon, omdat ze zag dat wij
totaal niet reageerden, met een verbitterde streepjesmond opnieuw hoog van de
Hollandse toren te blazen: ‘Nou Gerrit, wij staan altijd op deze plek,niet,
zeg het ze dan! Steeds wanneer wij op deze camping overnachten, staan wij
altijd op deze plaats, nummer 46, al jaren!’ Gerrit knikte heel
overtuigend.
Manlief bleef heel rustig
onder het Nederlandse offensief, haalde zijn schouders op en reageerde wat korzeliger:
‘En wat is dan die goede rede waarom U steeds op plaatsje 46 moet staan
Mijnheer?’ Hierop riep Gerrit: ‘Nou Mijnheer, dat ga ik dus niet aan Uw
neus hangen, dat ben ik helemaal niet aan U verplicht!’ Manlief zijn
stemgeluid ging nu ook een beetje de hoogte in.‘Hebt U dan een reservatie
gemaakt? Neen? Bent U eigenaar van dit stukje campinggrond, neen, spijtig
dan..maar wij stonden er eerst en blijven hier staan. Het was al verwonderlijk
dat deze nare Hollander ook Gerrit heette, want de Gerrit die wij kenden, was
een uiterst fantastische Nederlander. Ook begon ik al een beetje nieuwsgierig en
met andere ogen naar ons plaatsje 46 te kijken. Wat kon hier nu zo speciaal aan
zijn. Het was gewoon een plekje als alle andere kampeerplaatsen.
Nu kunnen wij aannemen dat
wanneer je al jaren een ganse vakantie doorbrengt op één en dezelfde camping,
je heel graag steeds op datzelfde kampeerplaatje wilt staan, waar je elk jaar
je terugkerende vakantievrienden opnieuw aantreft. Dat ene vertrouwde kampeerplekje,
op een mooi horizontaal grasperkje, waar je in het zonnetje of bij hitte lekker
onder een boompje in de schaduw kan kruipen, kortom het ideale caravanplekje waar
je je thuis voelt. Zulke plaats reserveer je dan ook ruim op voorhand! Dat je
zulke trammelant gaat maken op een transitcamping, waar je hoogstens één, twee
of maximaal drie nachtjes onder zeil gaat, dat is voor ons onbegrijpelijk. Manlief
ontplofte bijna en riep: ‘Mijnheer U bent een echte zeikerd, de camping is
nagenoeg leeg, kijk, alles vrij, kies een andere plaats, wij blijven staan,
punt’. De Nederlanders, die juist naast ons kampeerden en die de discussie
grinnikend gevolgd hadden, maakten met hun wijsvingers het universele ‘die-
zijn- zot- gebaar’. Ik kon het verbitterde Hollandse zeikvrouwtje bijna niet
meer aanhoren en deed een paar passen in haar richting. Eventjes zag ik haar
ogen oplichten, toen ze dacht dat ik haar alsnog het verlossende antwoord kwam brengen,
dat we dan toch zouden verkassen, maar het enige wat ik zei, was: ‘Hopelijk
hebt U, nu U op zo’n wereldvreemde plek moet kamperen, alsnog een goede
nachtrust!’ Gerrit kroop mokkend terug in zijn auto en trok zijn caravan vier
plaatsen verder. Maar zijn halve trouwboekvrouwtje wist van geen ophouden en
krijste nog naar manlief: ‘Nou, U bent een typische asociale Belgische
hufter, ga op de markt wat staan roepen’! Dat is weer wat nieuw. Nu is
manlief door Nederlanders al met Tom Jones vergeleken en vinden sommigen dat
hij met dezelfde humor en met hetzelfde stemtimbre van Urbanus praat. De meeste
Nederlanders, die wij kennen, vinden ons echte gezellige sociale Bourgondiërs.
Ook hebben wij aan onze meeste verre reizen en kampeervakanties een hele leuke
bende Nederlandse vrienden overgehouden. Maar dit hadden we nog niet op het
palmares staan; Manlief is een typische asociale
Belgische hufter…! Mogen wij dit als een racistische uitroep betitelen?
Dit kutkampeervrouwtje viseerde met haar uitroep wel een ganse Belgische
gemeenschap! Een hoop Belgen zullen zich hierdoor vreselijk gekrenkt voelen.
Moest de Antwerpse burgemeester De Wever zo’n uitspraak doen, dan stond gans
België en de ganse politiek op stelten!
Toen wij de volgende ochtend,
in de dikke mist, met aangekoppelde caravan vertrekkens klaar stonden, moest ik
toch de neiging onderdrukken om niet eventjes op hun caravandeurtje te gaan
aankloppen met de vraag of ze de nacht alsnog goed doorgekomen waren.
Ik hoop dat de mist, als een
dikke erwtensoep, minstens drie dagen en nachten boven Tournus blijft hangen, dat
ze op plaatsje 50 opgevreten worden door de muggen, dat ze diezelfde dag nog omringd
zouden worden door tien gigantische caravans
en megacampers, met de meest luidruchtige Belgen, dat ze op weg naar huis,
vanaf het moment dat ze de Belgische grens overgaan, bumper aan bumper
oeverloos moeten aanschuiven tot aan de Nederlandse grens. Voor deze laatste
toverbezwering zal ik niet heel erg mijn best moeten doen, want iedereen die
langs Wallonië het land binnenrijdt, staat uren stil aan wegwerkzaamheden waar
je drie man ziet werken!
Sim, echtgenote van de
typisch asociale Belgische hufter,
Liverdun 27/9/2017