Elk jaar opnieuw maken wij de
wandeling van Las Galletas, door de lavavelden, langs de oceaan en de
bananenplantages tot aan de vuurtoren, il Faro. Verschillende paden lopen
kriskras door het vulkaanlandschap en vormen een licht glooiende wandeling die
niet al te zwaar is. Als we over het eerste heuveltje geklommen zijn zien we
onder ons een baai met een klein strandje. We bemerken onmiddellijk dat de
vreemdelingenjungle van Calais zich naar het Nationale Park van Las Galletas
verplaatst heeft. Waar er vorig jaar nog maar twee tentjes stonden, staan er nu
in de luwte van de passaatwind, minimum
een vijftiental nieuwe zeildoeken optrekjes. De daklozenkrant en de
hippie-junky tamtam heeft duidelijk reclame gemaakt om het nietsnutten- natuurtoerisme
in het natuurreservaat, richting Faro, wat aan te zwengelen. Hier geen
oorlogsvluchtelingen maar een gamma aan Europese daklozen en meertalige
leeglopers die zich hier gratis komen vestigen zijn. Je kan ze natuurlijk geen
ongelijk geven, want het is toch stukken aangenamer om in de Tenerifse zon te
liggen niksen, dan onder een kartonnen doos of een plastiek zak in één of
andere Berlijnse of Parijse metro te liggen stinken. Er is geen gas,
elektriciteit of lopend water. Zoet water moet in grote bidon flessen
aangevoerd worden. Eens die leeg zijn worden ze achteloos rond het tent- erf
opgestapeld. Het enige badkamergebeuren is de plons in het zoute zeewater. Een tent die volledig door golfplaten omgeven
is, staat bijna op het strandje. De golven in de branding laten de stenen
rondrollen. Voor de bouwval zit een jongere versie van Mick Jagger. Zijn
tabaksbruine vingers tokkelen op zijn gitaar. Hij mankeert een paar voortanden
en zingt lispelend mee. Voor hem zit een vrouw, met vuurtorenrode haren, die
hem vol adoratie aankijkt. Naast hem draait een gepierced meisje, met een
knalblauw kapsel, met de armen volledig uitgespreid, rondjes alsof ze zich in
trance wil draaien. De vier jaarlijks toeristen die deze baai en het strandje al
jaren als hun privé paradijsje beschouwden om te zonnen en te zwemmen, kijken
vol ongeloof naar de kamperende nieuwelingen. Enfin, ik zou vanaf nu tweemaal
nadenken alvorens mij in de zee te storten. Wie weet wat daar nu allemaal in
ronddobbert?
Ook Anton aus Tirol is, met
zijn Quechua tent onder de arm, het vliegtuig ingestapt en zit nu, in
zwembroek, met een boek in de hand te genieten van het kosteloos campingaanbod.
Zijn tentje staat naast ma en pa rasta, die zoals alle andere bewoners, rond
hun zelf gefabriceerde tentenvilla hun territorium met opeengestapelde lavablokken
afgebakend hebben. Afgedankt huisvuil, dat wij toeristen achteloos wegsmijten,
krijgt bij deze populatie een tweede leven. Witte kapotte terraszeteltjes staan
broederlijk naast de niet meer functionerende ijskast, die als voorraadkast
dienstdoet. Een oud verroest bed met spiraalbodem, omgeven door gescheurde
handdoeken en flapperende tafelkleden staat op zijn kant om de wind tegen te
houden. Afgevallen palmboombladeren en grote vodderige zakken moeten de
aftandse tent tegen de hitte beschermen. Een parasol die nog half geopend kan
worden, terwijl zijn geknakte baleinen alle kanten uitsteken, zorgt voor wat
schaduw. Midden in deze woestenij zit een smoezelig naakt peutertje in de brandende
middagzon. Hij graaft met zijn handjes en gooit het zwarte lavazand op de
wieltjes van zijn opzij gevallen buggy. Pa rasta beukt wat ritmisch op een
rasta trommeltje en ma rasta oefent met drie ballen op een circusact, waarmee
ze straks hoopt de toeristen op de drukke wandeldijk in Los Cristianos van hun
sokken te blazen. Het ouderlijk rastahaar hangt zeezoutstijf opgedraaid tot op
hun gat. Voor hun tentje hangt een bordje met de tekst “we make dreadlocks”. Erg
lucratief zal hun handeltje niet zijn want tijdens dit seizoen zijn het alleen
grijze en kalende overwinteringsenioren die voorbij wandelen. Iets verder staat er een volledig uitgebouwde
zeilconstructie. Naast de tent zijn twee honden aan een touw vastgebonden. Zij houden
luid blaffend de wacht bij de aftandse rotzooi, terwijl hun baasje op steel- bedel-
of vuilnisbakkentocht is. Iets verder verwijderd van het tentenkamp, staat een
halfopgezette tent, die vrolijk flappert in de wind. Een melkwitte Britse
hippie, met een stupide glimlach en een glazige blik, zit in de hevige
tropenzon en staart roerloos over de indigoblauwe oceaan. Zijn Amy Winehouse- achtige
partner ligt op een verroest ligbed te zonnen. De zoete wietgeur vermengt zich
met de zilte zeelucht. Morgen zal het voor hen waarschijnlijk vijftig tinten
rood zijn. De dakloze, die ook vorig jaar al aanwezig was op het campinggebeuren,
ligt voor zijn volledig verschenen en ineen gestuikte minitent. Hij ligt tussen
een aantal gebroken glazen flessen en een berg ineen gedeukte bierblikjes zijn
roes uit te slapen. Zijn voetzolen zijn inktzwart en zijn teennagels groeien tot
in de hemel. Zich wassen is een werkwoord dat vermoedelijk niet in zijn
woordenboek staat.
In plaats van te werken liggen al deze
slampampers hier in de tropische warmte hun tijd te ‘verschijten’. Excuseer me mijn
woordenschat, maar in dit aspect is deze woordkeuze wel degelijk van
toepassing. Al deze nietsnutten moeten, schijten, poepen, kakken en pissen en
dit gebeurt meestal ergens tussen de struiken en de lavarotsen op enige afstand
van hun villawijk. Vermits het op Tenerife nauwelijks regent, verdwijnen deze
stronten niet in de lava aarde, maar drogen langzaam op van diep warm glanzend
sepia bruin tot grijsgroene witte brokkelige worsten. Als je als argeloze
wandelaar dan ook maar iets van het bewandelde pad afwijkt, heb je meteen kans
om van de ene kakkewiet onmiddellijk in de volgende jackpot de schuiven.
We kunnen ook de afweging
maken wie nu eigenlijk het slimste bezig is. Wij die heel ons leven hard
gewerkt hebben om een karig pensioentje op te bouwen of deze nitwits die
waarschijnlijk nog van ergens een uitkering of een leefloon ontvangen. Later, als
dank voor het werkloos lanterfanten, bedelen en pikken, worden zij meestal nog
beloond met een minimum pensioen, dat uiteindelijk niet veel minder dan het
onze zal zijn. Vadertje Staat roomt van ons pensioen nog een gedeelte af om dit
soort mensen te onderhouden. Dat noemt men dan solidair zijn, met onze centen.
Als we door het wildkampeerders tentenkamp gewandeld zijn, haalt een Canarische
senior ons in. Hij zucht en wijst naar de negorij beneden. Hij ratelt zo snel,
dat we alleen door de weinige woorden Spaans die we kennen en zijn armzwaaien, de
context min of meer begrijpen. Zijn ergernispeil stoot onmiddellijk de hoogte
in. Als we niet direct antwoorden, gaat hij in een Engels/Spaanse versie verder.
“Escandalose,
schandalig. Escandalo in een parque national! Ciutad Las Galletas do nothing,
nada, nada!!” Hij wijst naar het
tentendorp. “Horribile!”. Met zijn hand maakt hij graaibewegingen. “E roba en
la casa!”. Vervolgens houdt hij zijn hand voor zijn gezicht en opent zijn
vingers: “Policia do nada. La cuidad van Las Galletas stampt solamente alleen
megalomane projecten uit de grond con subsidies van la Comunidad Europea. No hay necesidad! Voor de rest,
teee seee an doee nada. The people of tie town maake monni, they let alle casas
abandonata go to ruines en let thies osiosos en bedelaars camp hier and make
thiese beoetiful site derti. Escandalose!!”
De Canarie stapt zuchtend en kopschuddend verder.
We wandelen verder richting
de vuurtoren en komen al snel aan de wandeldijk voor de bananenplantages. We
staren wat over de oceaan en hopen dat we net zoals vorig jaar dolfijnen zullen
zien. Dit jaar staat er echter voor ons geen National Geografic documentaire op
het programma. Nadat we wat uitgerust zijn, hervatten wij onze terugweg
richting Las Galletas. We moeten zonder het te weten toch ergens een verkeerd
paadje ingeslagen zijn, want we staan plots te midden van een Spaans
bedoeïenenkamp. Een dikke groezelige man, twee Spaanse, halve zigeunervrouwen
en twee, volgens ons reeds schoolgaande kinderen zitten rond een uitgebrand
kampvuur. De twee meisjes springen op, wuiven met hun handjes en juichen hola,
hola. Ze dansen achter ons aan. Zij hopen misschien op een snoepje of een cent,
maar wij hebben niets meer dan een hola, hola terug en een glimlach bij ons.
Ook hebben wij al jaren
afgesproken om alle bedelende individuen niet meer financieel te sponseren. Als
je als Antwerpenaar, op een zonnige namiddag, vanaf het station, via de
Keyserlei, de Meir richting de Groenplaats wandelt, kan je probleemloos je halve
pensioen aan het bedelend volkje uitdelen. Eerst spreken een paar jonge
zigeunerinnen, elke nietsvermoedende oudere man aan, met een verhaal dat ze
geen geld genoeg hebben om de trein naar huis te nemen. Enkele meters verder zit
daar de jonge man met zijn twee grote honden en zijn smartphone in de hand met
een bedelbekertje voor zich. Daarna word je gegarandeerd aangeklampt door de
vrijwilligers van allerlei goede doel- verenigingen, zoals Artsen zonder
grenzen, het Rode Kruis en Amnesty International, die als enige goede doel het
uitbetalen van de enorme lonen van hun CEO’s hebben.
Tegen de ingang van de metro
zit de zigeunervrouw met het slapende kind op haar schoot. Zij voert half
huilend een toneeltje op, dat haar kind ziek is en dat er thuis nog zes andere wachten die ze moet
eten geven. Eventjes later wordt ze door de dikke Mercedes op de hoek van de straat
afgehaald. Op de Meir word je overspoeld met Chiro- kinderen die wafels
verkopen en Universiteitsstudenten die je een petitie tegen drank en drugs
laten tekenen en waarbij een donatie in dank afgenomen zou worden. Wat verder
zit een mannelijke zigeuner wat op een handharmonica te tokkelen en aan de
overkant staat een vrouw, helemaal verkleed, de ganse namiddag stokstijf
standbeeld te spelen. Als je iets in haar mandje gooit, buigt ze plots als een
marionet op en neer. Aan de rode lichten ligt een Oostblokvrouw met haar handen
in bidvorm en haar hoofd bijna tegen de grond, volledig uitgestrekt naast haar
bedelkom zodat je bijna over haar heen struikelt. Op haar plakkaatje staat :”ik hep geen gelt,
helpen mij.” Ook de dieren mogen we niet vergeten, want de schooiers van het
World Wide Fund bespringen je bijna als je ongeïnteresseerd probeert voorbij te glippen en duwen hun, met
pandabeer bedrukte, informatie onder je neus. Dus tegen dat je aan de
Groenplaats aangekomen bent, ben je ofwel volledig gepluimd, ofwel komt het
ganse gamma van de niet- of wel gesubsidieerde bedelaars je wel degelijk de
strot uit.
Dit eventjes terzijde. We
zijn zonder veel kak- uitschuivers terug op het rechte pad geraakt en zonder
problemen door de Jungle van Las Galletas gewandeld.
’s Avonds voelen wij ons een koning te rijk
als we het wandelzweet en onze zwarte lava zand voeten onder de hete douche
kunnen afspoelen, de ijskast kunnen openen om een koel pintje te nemen en we ons
lekker onderuit kunnen laten zakken voor onze televisie.
Sim, Tenerife, Costa del Silencio, Las Galletas 4 februari 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik hoor heel graag van jullie wat jullie van mijn verhaaltjes vinden ?