We staan al een aantal dagen
op de camping te Agde waar elke kampeerplaats voorzien is van een privé
sanitair. Een negerhutje, met daarin een wc, een douche en lavabo. Langs de
buitenkant een afwasplaats. Naast ons is de staanplaats lang leeg gebleven,
nadat een paar Nederlandse caravanbezitters, op zoek naar stabieler zomerweer,
richting Spanje waren getrokken. Gisteren in de late namiddag arriveerden een
paar nieuwe kampeerders. Belgen. De man reed van vermoeidheid bijna de haag
omver. Manlief riep heel hard: “Stop” en vroeg of hij misschien een handje moest
toesteken. Het koppel keek hem aan, als twee koeien die naar saffraan staarden.
Beeld zonder geluid. Het waren
Franstalige Belgen en het was meteen duidelijk dat de financieringsstroom die
vanuit Vlaanderen de taalgrens overgestoken was, niet gediend had om Nederlands
te leren. Manlief werd volledig genegeerd. Tien minuten later kwamen er twee
bevriende Waalse seniorenkoppels, die al een tijdje op de camping stonden, Alain
en Marie een handje helpen. Ze bekeken onze autonummerplaat en zeiden: “Haha aussi
des Belges.” Marie duimde onze richting uit en ik hoorde nog juist: Sont des
Flamands. Alain stond er een beetje op te kijken toen zijn caravan met vereende
krachten op zijn plaats geduwd werd. De voortent werd door de rail gehesen en
onder luid gekwetter, trokken ze, door de ongecoördineerde bedrijvigheid, bijna
de tentstokken en de touwtje uit elkaars handen. Ik hield, over de oleanderhaag
de werkzaamheden een beetje in het oog en kon het niet nalaten om manlief er
eventjes bij te roepen en te zeggen: “Vlug kom kijken voor het te laat is, zes
werkende Walen!” Manlief vond mijn opmerking heel hilarisch. Ik kon hem nog
juist bij zijne schabbernak vast grabbelen, want hij stond al bijna met één
been op Waals grondgebied, om hen op deze manier te begroeten. Wij moesten
tenslotte misschien nog een paar dagen langs de taalgrens blijven kamperen
niet?
De volgende nacht begon het
te onweren en te regenen en werd onze slaap dus herhaaldelijk door hevige
rukwinden gestoord. Wij waren juist terug ingedommeld, toen onze Franskiljonbuurman
om acht uur ’s morgens onder luide orders van madame Wallonie, zijn
tentharingen in de grond begon te rammen.
Van alle Waalse
werkweigeraars, van alle stakende cipiers, spoorwegbeambten en vakbondsyndicale
arbeiders, hadden wij naast ons juist die ene werkwillige Waal staan die bij
het krieken van de kampeerdag, een ochtendlijke energie opstoot had. Respect
voor medeburgers of kampeerders: “Mon oeil!”. Hij had dan ook nog een knalrode
T-shirt aan, maar dit eventjes terzijde. Ach ik weet wel dat het beeld dat wij
Nederlandstalige Belgen van de Waalse landgenoten hebben wel heel karikaturaal
is. Het zijn niet allemaal rode stakende rakkers en luieriken die leven van de
Vlaamse geldstromen, er zijn ook noeste werkers tussen. Niet veel, maar er zijn
er.
Later op de dag was de zon
terug van de partij en besloten we om naar het zwembad te gaan. Na een paar
baantjes in het verwarmde water, nestelden wij ons lekker in het zonnetje en
probeerden op de zwembadligstoelen ons slaaptekort wat in te halen. Ik
knikkebolde nog maar net een beetje toen vier van de zes Franstalige Belgen
zich al kakelend juist naast ons op strandbedden lieten neervallen. Mijn oren
draaiden als radars om zeker geen sappige, taalgrens gerelateerde, verhalen te
missen. Ik wist ondertussen dat de mannen Louis, Alain en Jacques heetten en
dat de vrouwen, alsof het lot ermee gemoeid was, Marie, Marie-Jeanne en Jeanne
waren. Louis en Jeanne waren er niet bij. Uit het vrouwengebabbel kon ik
opmaken dat Louis voor de caravan lag te snurken en dat Jeanne naar de kapper
was. Ze stonden hier jaarlijks, al meer dan acht jaar op rij, op dezelfde
camping, op dezelfde plaats en Jeanne ging hier al jaren naar één en dezelfde
coiffeur. En voor de allereerste keer had Jeanne nu meer dan twee weken moeten wachten
voor ze een kappers rendez-vous kreeg. Incroyable. Dan kwebbelde de dames over de kapper die er
nu gans alleen voor stond omdat zijn kappersassistente was bevallen. Zij kwam
niet meer terug werken en de kapper had het uiterst moeilijk om een nieuwe
assistente de vinden…en waarom Jeanne nu juist naar deze haarstylist moest
gaan…en pattati en pattata…kwek kwek kwek. Ik had me al min of meer afgesloten
van het Franse geratel, toen het gebabbel plots volledig stilviel. Gecoiffeerde
Jeanne was op de catwalk van het zwembad verschenen en schreed over de rode
loper richting Marie en Marie-Jeanne. Onder mijn zonneklep opende ik één oog en
keek recht naar de lelijkste vogelverschrikker aller tijden. Moest je Jeanne
tussen de kerselaars zetten dan was er, zonder twijfel, in de wijde omtrek geen
kersenpikkende vogel meer te bespeuren. Ik vermoed dat Jeanne, als voorbeeld voor
de haarsnit die ze wou, een foto van Hitler naar de haarstylist meegenomen had.
Een grote zwarte bles kleefde over haar voorhoofd van de ene kant van haar
hoofd tot het oor aan de andere kant. De zijkanten van haar hoofdhaar waren
volledig weggeschoren en het haar boven op haar hoofd was als coupe bloempot
rond geknipt. Alleen het Dolf- snorretje ontbrak. Haar Francofone vriendinnen
waren sprakeloos en zeiden een beetje aarzelend dat het wel een hele speciale
coupe was. De mannen staarden haar vol ongeloof aan. Nederlanders die wat
verder lagen te zonnen, kregen die akelige angstige blik van herkenning in de
ogen toen ze die vrouwelijke reïncarnatie naast het zwembad zagen verschijnen.
En terwijl Jeanne liefdevol
over haar zwarte bles streek, vertelde ze dat ze eigenlijk nog wat highlights
gewenst had, maar dat de Agde kapper er nu geen tijd voor had gehad, hij er helemaal
alleen voorstond, want dat zijn kappersassistente…kwek kwek kwek, wel een
kwartier lang over de interne keuken van het haar- atelier. Er kwam geen eind aan
het Franse getater. Toen de Walinnen, eindelijk de moed hadden om Jeanne de
mond te snoeren, vroegen ze haar of ze nog mee ging zwemmen. Jeanne antwoordde,
dat ze niet van plan was om haar duurbetaalde kapsel eventjes met chloorwater te
laten ruïneren???Als ze Louis tenminste uit zijn coma kon wekken, zouden ze
naar de supermarkt rijden om een voorraad wijn en pastis. Straks waren al de
Belgische vrienden uitgenodigd op de borrel. Ik denk niet dat wij erbij
hoorden, de taalbarrière en de communautaire zee waren veel te diep.
Sim, de Simone Agde, 29/5/2016