Sinds enkele jaren voert mijn
lichaam een gevecht tegen allerlei voedselallergieën. Als kind had ik al last
van een melkintolerantie, zodat ik ook nu nog bij elk dessert moet wikken en
wegen hoeveel melk, room, of naar melk smakende pudding of ijs, mijn lichaam
zonder problemen kan afvoeren. Nu heb ik er onlangs een look- en
champignonallergie bij gekregen. Argeloos één lepeltje saus eten,waar deze
ingrediënten in verwerkt werden, kan voor mij reeds resulteren in een namiddag,
een avond en een nachtje krampachtig pot zitten met de rol toiletpapier op mijn
trillende knieën. Daarboven op komt nog mijn schelpallergie, door op een
welbepaalde vakantie teveel oesters en mosselen van Bouzigues te hebben gegeten.
Mosselen, oesters, messen, venusschelpjes en sint jacobsschelpen behoren sedert
jaren tot het verleden. Eventjes het lot tarten en een mosseltje meepikken,
leidt niet alleen tot helse kolieken maar doet het licht uit in mijn hersenpan
en laat me gewoon tegen de vlakte gaan. Dus vrienden moeten voor elk etentje op
de hoogte gehouden worden van mijn allergie evolutie, in het restaurant moet ik
het menu tot in het kleinste detail bestuderen of een welwillende kok vinden
die de boel wil aanpassen.
In mijn ‘pre-allergisch tijdperk’
ging het er dus helemaal anders aan toe. Tijdens onze wereldreizen zetten wij
onze tanden in alles wat wij enigszins door de lokale bevolking als voedsel
aangeboden kregen. Hoe uitzonderlijker of vreemder, geurend of stinkend, soms
smakkend van genot, soms rillend van afkeer, het ging er allemaal probleemloos
in.
Men had ons echter verwittigd
om tijdens een Egyptische Nijlcruise, alles te pellen en geen gewassen sla of rauwe
groenten te eten. Dus tomaten en zelfs dadels werden geschild. Na een uitstap
naar de vallei der Koningen, kieperde ik, en met mij bijna alle medepassagiers,
op één onoplettend momentje toch een aangeboden citroendrankje achterover. Na
een uurtje stond er een lange rij toeristen met reizigersdiarree aan de receptie
om de lokale, volgens de reisbegeleider, veel beter werkende anti-diarreepillen
te krijgen. Na inname stopte binnen het uur de spuitpoep en het reisprogramma
kon zonder borrelende darmen voorgezet worden. Nadien bleek, dat er sinds die
dag helemaal niets meer op natuurlijke wijze mijn lichaam verliet en er
blijkbaar ook geen ruimte meer over was om er nog voedsel bij te proppen. Toen
we na een weekje Nijlcruise in Cairo aangekomen waren, kwam ik na het
bezichtigen van de piramides, met hevige kolieken en koorts terug de hotelkamer
in waggelen. Manlief, die mij reeds terug naar België gerepatrieerd zag worden,
charterde een taxi en reed in het avondlijke Cairo op zoek naar een apotheek.
Toen hij terugkwam, vond hij mij hevig zwetend en koortsig vloekend op de
Farao, in een bruine kliederboel naast de wc pot liggen. Hierin was ik juist
bevallen van een kachelpijpdikke, half versteende, gigantische mega bruinzwarte
salamidrol, gevolgd door een walgelijk stinkende racekaksmurrie- explosie die
de volledige toiletpot vulde. Manlief waste me, legde mij in bed en deed me de
Egyptische medicijnen slikken. Ook dit is liefde. Vervolgens besteedde hij de
rest van de nacht, hevig kokhalzend, om die vloek van de faraostront door de
Egyptische afvoerbuizen weg te krijgen. Maar hoe dikwijls manlief de wc ook
doortrok, de gedurende één week opgespaarde Egyptische voedselstront weigerde
richting riool te vertrekken. De substantie blokkeerde de afvoer en de
toiletpot bleef zich vervolgens tot de rand toe opvullen met een ranzige
bagger. Toen ik bij het ochtendgloren, door de eerste Allah Akbar, die over
Cairo werd afgeroepen, wakker werd voelde ik mij een totaal andere toerist! Eens
de faraovlaai eruit was, kreeg ik na een kleine week dieet en onthouding eindelijk
opnieuw honger. En yes, ik was enkele kilo’s kwijtgespeeld en dus zoals wijlen
Johan Cruyf steeds zei: “Elk nadeel heb ze voordeel”!
Onze drang naar avontuur en
de ontdekkingsreis naar allerlei lokaal voedsel ging onverminderd verder. Zo
aten wij in Thailand, onder luid gegil van onze medereizigers, allerlei
gefrituurde sprinkhanen en insecten die lekker naar chips smaakten. In plaats
van mee aan te schuiven aan de rijkelijk gevulde hotelbuffetten, liepen wij tweetjes
de straat op en gingen naar het restaurantje juist om de hoek. Wij spraken geen
Thais maar Engels, de man achter het eetstalletje sprak geen Engels alleen
Thais. Met de universele gebarentaal van “wij willen eten”, bracht de eigenaar
ons zo trots als een pauw, als de Keizer en de Keizerin van China, naar twee
plastiek stoelen bij een kwakkelend tafeltje achter zijn naar kokos en curry
geurende kookpotten. Wat we allemaal gegeten hebben weten we niet zo direct te
benoemen, maar het was heel lekker. Nog voor we onze stokjes tot aan onze
lippen konden brengen, was de Thaise tamtam al rondgegaan en kwamen twee trotse
grootouders hun pasgeboren kleinkind aan deze twee toeristen tonen. Verlegen
vroeg de oude vrouw of ze soms eventjes over de buik van manlief mocht wrijven,
want wrijven over de belly van pappa Boeddha bracht volgens hen geluk! We
hebben daar voor 1 US$ gegeten en het duurste was vermoedelijk de originele
coca cola die ze in de aanbieding hadden.
In Ecuador kochten wij aan een
plaatselijk barbecuestandje gegrilde
cavia’s. In Riobamba kweekten de marmotten als konijnen en smaakten er ook
naar. Terwijl onze medereizigers aan hun jeugdmarmotjes dachten en ons rillend
bekeken, peuzelden wij aan die caviagrill en kloven wij smaakvol de beentjes
af. In Zimbabwe wilden we tijdens een etentje zeker de locale aangeprezen delicatesse
proeven. De kelner bracht heel trots op een soort gebak toren een paar lagen
zwarte wormen. Niet meteen ons idee van lekkernij, maar in Victoria Falls een
gegeerde knabbelspijs. Dat laatste was ook hetgeen er oranje blubberig en
kleverig uitspoot als je op de worm beet. In Zuid Afrika logeerden wij in
bungalowtjes in een ananaskwekerij. In een soort schuur had de eigenaar een
lange eettafel klaargezet met daarop zoiets dat er uitzag als rijst met
rozijnen en noten. Juist toen wij allemaal ons bord vol geschept hadden, ging
het licht uit. De ananaskweker haastte zich om overal kaarsen neer te zetten,
wat dan weer de insecten massaal aantrok. Overal hoorden en voelden we ze
fladderen en zoemen. Ik ben er vrij zeker van dat ik op dat moment een aantal
levende en bewegende rozijnen weg gekauwd heb…
Toen we in Vietnam bij de
lokale bevolking sliepen, kregen wij ’s avonds een heel lekker stoofpotje
voorgeschoteld. Wij konden niet onmiddellijk thuisbrengen wat we juist aan het
eten waren. Toen we de homestay- eigenaar erbij haalden, bleef hij maar nee
knikken op onze vraag of we koe, varken, kip, geit of lam aan het eten waren,
maar toen we blaften, lachte hij heel geheimzinnig…Ach misschien had hij Boomer
of Lassie wel moeten opofferen om de toeristen te kunnen voeden!
Zo heeft iedere bevolking
zijn eigen eetgewoontes. Sommigen zijn zoals ik, carnivoren, anderen eten de
zee leeg of worden vegetariër of veganisten.
Tot slot wil ik jullie ook
nog het verhaal vertellen van de eerste en misschien de enige vegetarische hond,
die wij ooit tegenkwamen.
Deze zomer, voordat wij naar
de Middellandse Zee trokken, kampeerden wij eerst een weekje ergens ten zuiden
van Anduze, langs de rivier de Gardon. Met de twee Nederlandse vegetarische
campingbuurtjes en hun grote loebas labradorachtige hond Dusty, hadden wij
onmiddellijk een prettige band. De twee mannen hadden een gezamenlijk punt van
interesse gevonden en wisselden ideeën uit over de gezonde voeding volgens het
boek ‘de voedselzandloper van Verburgh’. Ik noemde hun ondertussen al, de bende
van Verburgh. De Nederlanders maakten alles, van ’s morgens de havermoutpap tot
het vegetarisch ‘prakjesdiner’ klaar in een soort elektrische stoom- pruttelpot.
De maaltijd bestond meestal uit gepureerde aardappelen vermengd met doosjesgroenten
of macaroni met een vleugje van iets ondefinieerbaar. Van elke vegetarisch brij
mocht die joekelhond de restjes uitlikken. Manlief probeert, met het volgen van dit Verburgh- boek,
zoveel mogelijk gezonde jaren aan zijn seniorenleeftijd toe te voegen. Alleen,
beweert manlief, met de hand op zijn hart en zwerend op zijn communiezieltje,
dat in het hoofdstuk, waarin staat hoeveel glazen rode wijn nog aanvaardbaar
zijn om die gezonde levensstijl te kunnen volhouden, hij niet zelf handmatig de
toegelaten hoeveelheden glazen per dag veranderde in flessen per dag!
Enfin terug naar de camping
in le Cardet. Wij zagen Dusty nooit genieten van hondenbrokken, een flinter
vlees of een kluif. En geloof het of
niet, nog nooit hadden wij een hond zo snel de rivier zien overzwemmen en de
oever zien opklauteren, toen zijn baasjes riepen: “Dusty, boterhammen met
pindakaas!” Dusty’s trouwe hondenblik
scande kwijlend en bedonderd de lege campingtafel. Nog net zag ik boven zijn
hondenkop een grote tekstballon verschijnen waarin stond: “Waf waf, vandaag toch
geen ossenhaas, woef, woef, helaas weer pindakaas!”
Sim, 13 september 2016 Marseillan-Plage
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik hoor heel graag van jullie wat jullie van mijn verhaaltjes vinden ?