Elke morgen worden wij wakker
geblaft door de hond van de campingeigenaar.
Deze bewaakt de
privévertrekken en loert door het houten hekje naar de containers in het
vuilnisstortstraatje. De hond heeft zijn hondenpoten vol met het afblaffen van
de brave rondtoerende ‘selecteerkampeertoeristen’, die ’s morgens vroeg hun
vuilnis in de desbetreffende containers komen dumpen alvorens ze opnieuw op pad
gaan. Ze schrikken zich telkens een zonnehoedje. Het geblaf wordt erger als hij door het houten poortje andere honden ziet
voorbij trippelen.
Helemaal erg wordt het geblaf
en gegrom als de lange Hollandse anorexia overgrootmoeder, met een racesnelheid van een kreupele
naaldslak, haar mankepoothondje voorbij sleept. Keesje, haar driepikkelende
reumatische hondje zwalpt met zijn tong tot op zijn poten achter haar aan. Eén pootje komt nooit meer tegen de grond. Het
duurt eeuwen alvorens ze de ingang naar het sorteerstraatje voorbij gewandeld
zijn. Als we opmerken, dat ze voor Keesje nog te snel doorschuift, zegt ze, dat
het diertje bijna 16 jaar oud is en dat, als zij nu nog trager moet stappen, ze
met die mistral wind, zelf omver valt. Keesje had het liefst zo snel mogelijk
zijn mankepootje tegen de eigen caravan opgeheven. Ergens onderweg had hij ook
al op de camping een paar naar andere honden geurende plasstopjes ontdekt, maar
dat mag niet van de campingeigenaar en dus wordt het hondje door die magere
wandelende tak onverbiddelijk helemaal de camping door getrokken. Dat zo’n
reumatisch oud reutje in een hondenkinderwagen zou voortgeduwd worden, zou men
nog kunnen begrijpen, maar als je op straat ziet, welke soort honden er als
babies in draagzakken op de borst of in handtassen gedragen worden, dan vraag
ik mij af wat die mensen bezielt. Die diertjes grommen soms uit frustratie als
ze hun soortgenootjes als echte honden snuffelend aan de leiband zien flaneren.
De meeste honden zijn echte schatten, echt de beste vriend van de mens, het
zijn meestal de baasjes die niet deugen! Blijkbaar is het een nieuw fenomeen,
dat zowel mijnheer als mevrouw hun eigen hond moeten hebben. Beiden gaan ze de
ganse dag uit werken en dan vinden ze het zo zielig als er één hondje eenzaam,
zielig en alleen de ganse dag op hun moet wachten. Dat noemen ze dan
dierenliefde.
Als we ’s middags op het
terras van een restaurant lunchen, komt er een echtpaar met een hond aan een
tafel recht tegenover ons zitten. De hond wordt door mevrouw als een kind vertroeteld
en van elke schotel wordt er een stukje in het hondenbekje geschoven. Als het
baasje binnen in het restaurant de rekening gaat betalen, laat mevrouw het
kroezelsmoeltje los en het dier loop door het restaurant recht naar zijn
baasje. Als de restauranteigenaar zegt, dat hij niet kan tolereren dat honden
loslopen tussen zijn gedekte tafels, roept de beledigde mevrouw haar pluizenbol
terug. Hij wordt op de arm genomen en begint zijn bazinnetjes mond af te
likken. Zij opent haar mond en de twee likken aan elkaars tong. De rillingen
lopen over onze rug. Manlief houdt het niet meer en zegt dat dit heel
onhygiënisch is, zeker in een restaurant. De vrouw antwoordt, dat haar hondje
veel properder is dan de meeste mensen. Hierop reageert manlief, dat dit misschien wel zo kan zijn, maar dat
de mensen niet aan hun eigen ballen likken, niet met hun neuzen aan alleman's urine lopen te snuffelen en niet eerst willen neuzelen welk ras die enorme stinkende grote
bruine bolus gelegd heeft alvorens zijn eigen keuteltje ernaast te leggen. De vrouw haalt verontwaardigd haar schouders op en
laat opnieuw het hondje met zijn kleine roze tongetje aan haar tong likken. De
echtgenoot staat er wat beschaamd bij en denkt waarschijnlijk met enige weemoed
aan de tijd, dat hij zijn vrouw nog niet moest delen met een tongende poedel.
Sinds 15 september mogen de
honden terug op het strand. Ze lopen en
zwemmen uitgelaten achter de bal aan die hun baasjes in de zee gooien. Sommigen rennen
totdat de eerste golf zeewater tegen hun pootjes komt en blijven dan plots als
een versteend standbeeld staan. Ze zetten zich in hun achteruit en gluren verontwaardigd
naar hun baasjes om te zien of die idioot nu werkelijk zou verwachten dat ze de
grote zee zouden ingaan. Anderen kwispelen langs de vloedlijn en leggen er een
grote drol. De baasjes kijken dan, zogezegd per toeval, juist de andere kant op.
Als wij ze blijven aanstaren komen ze betrapt op hun stappen terug en wriemelt
de man een plastiek zakje uit zijn zwembroek. Daarna loopt hij met zijn
stronttrofee naar de eerstvolgende vuilnisbak.
In de namiddag gaan ook wij
naar het strand. Juist naast de strandingang zit de schriele Tante Sidonia, in monokini, in een stoel te zonnen. Iedere campinggast die het strand betreedt,
staart vol ongeloof naar die twee necrofiele bruine theezakjes. Het doet bijna
pijn aan de ogen. Misschien is die Nederlandse mevrouw wel degelijk ziek, of
ziek geweest en geniet ze nu van de weldadige zonnestralen op haar lichaam. Wie zal het zeggen? Van Keesje, haar
hondje is niets te bespeuren. Die heeft misschien zijn Hollandse laatste adem
op Zuid Franse bodem uitgeblazen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik hoor heel graag van jullie wat jullie van mijn verhaaltjes vinden ?