Er is niets zo geeuwverwekkend
saai dan kamperen naast twee humorloze Zwitsers.
Er is niets zo ergerlijk dan
te kamperen naast twee bassende, blaffende, jankende en keffende honden.
Er is niets zo super vervelend
dan te kamperen naast twee humorloze Zwitsers met twee loslopende, bassende en
keffende handtashondjes. Er is niets zo griezelig punctueel als een Zwitser in
zijn eigen land. Maar eens ze de landsgrenzen voorbij zijn, laten ze hun honden
onaangelijnd slordig over de camping zwerven. De camperdeur gaat s’ morgens nog
niet open of de mormels stuiven aandachtzoekend en keffend, als koekoeksklokken
die om de vijf minuten jodelend het uur verkondigen, de camper uit. Ze heffen
hun poten op tegen elke struik, boom, tent of besproeien elk autowiel. Nu en
dan leggen ze zelfs een drollerig aandenken midden op de campingweg. De baasjes
hebben dat dan ‘zo gezegd’ juist niet gezien. Je mag er niets van zeggen, want
de campingregel dat je een hond ten allen tijde aan de lijn dient te houden, is
alleen gemaakt voor de brave burger, die zoals overal elders in de wereld de
wetten braaf opvolgt en steeds het deksel op de neus krijgt. Zelfs een
humoristische vriendelijke opmerking ketst gewoon op de Käsefondue- vreters af.
Toen we hier in Volonne, aan
de route Napoleon aankwamen, gingen wij eerst de camping verkennen. Wij vonden
een prachtig plaatsje naast de rivier, de Durance. Toen we na tien minuutjes
naar de receptie terugstapten om het gekozen plaatsje te bevestigen, kwam er
een Engelse camper de camping opgereden en begon zonder zich aan te melden
langs de plaatsen te rijden. Wij onderschepten de twee Britten en vertelden hen
dat het plaatsje 15B door ons gereserveerd was. Toen we met onze caravan op de
desbetreffende plaats aankwamen, stond de Britse camper er al stationair te
draaien. Toen we lachend op het nummer wezen, (Haha, Simmeke ne laisse pas
manger le fromage de son pain!) durfden de twee eilandbewoners toch niet op ons
grasveldje te parkeren. Ze draaiden hun mobilhome met enige tegenzin op de
campingplaats juist achter ons. Voor hen dus geen rivierzicht. Hebben ze op dat
moment beslist om ons te negeren, we zullen het nooit weten.
De
appelblauwzeegroenturquoise rivier rimpelt zachtjes voorbij onze voortent. Aan
de overkant tussen het riet hebben wij onze eigen ‘national geografic’ We zien
drie dikke everzwijnen met zeven kleintjes komen drinken. Kwik, kwek en kwak
zijn de drie eendjes die ons geadopteerd hebben en die drie- tot viermaal daags
luid snaterend om brood komen bedelen. Mussen, mezen, vinken, eksters,
tortelduiven, merels en nu en dan een koekoek kwetteren ons ’s morgens wakker.
Soms komt er plots een reiger overgevlogen of loopt er een fretje of een
eekhoorntje tussen de bomen.
Nu groeten alle doorwinterde kampeerders
elkaar. Elke niet bekende inwoner van Volonne zegt bij het voorbijgaan een
“bonjour Monsieurdame”, alleen de twee gepensioneerde Britten reageren nooit. De
enige actie aan de camper is ’s morgens de stoelen klaarzetten om te lezen.
Vervolgens zitten ze als zoutpilaren in de schaduw en hebben elk een boek op de
schoot. Ze lezen boeken, ze lezen niet alleen, ze verslinden letters. Ze
drinken thee en lezen. Ze eten lunch of dineren en lezen. Misschien leest the
lady “50 tinten grijs” en wil ze bij haar fantasie niet gestoord worden, maar
aan haar neerhangende mond, betwijfel ik dit ten zeerste. Ze kijken elkaar
amper aan en ze praten niet, noch tegen elkaar, noch tegen de andere
kampeerders. Nu hebben wij in de aangetrouwde familie ook een exemplaar dat
uren, dagen, weken, maanden soms jaren niet spreekt, maar zo’n twee autistische
stokstijve Willem de Zwijgers naast elkaar is ook voor ons een volledig nieuwe
campingervaring. Hun Engelse pond is nog steeds niet gevallen dat men normaal
tegen zijn campingburen een goede morgen, goede avond of minstens een smakelijk
eten zegt. Helemaal in het begin liep ik met mijn afwasteiltje richting
sanitair en knikte ik de eilandbewoners vrolijk toe, maar na tweemaal op rij
geen reactie terug te krijgen, wandel ik nu, zonder zelfs een knikje, de
onbeweeglijke witte lichamen van het Madame Tussauds wassenbeeldenmuseum voorbij.
Ze zitten roerloos in de schaduw en lezen, lezen en lezen. Onbewegelijk,
stokstijf in dezelfde houding.
Nu en dan loer ik door ons achterste
caravanvenstertje om te kijken of ze nog in leven zijn. Misschien zijn ze
ondertussen wel gestorven op het veld van de Engelse literatuur. Zo’n twee Britse,
in ontbinding stinkende lijken zouden ons idyllisch kampeerplaatsje duchtig kunnen
verstoren.
Aan de andere kant staat een
Antwerps koppel. Zij zijn voor het eerste jaar met pensioen en hebben zich met
de uitkering van hun pensioensparen een beetje geüpgrade. Ze kochten een nieuwe
auto, een grote caravan met alles erop en eraan en twee elektrische fietsen. We
geraken in gesprek en ze vertellen ons dat ze nu twee maanden gaan rondtrekken
en dan na de zomer twee maanden naar de Spaanse Costa trekken. We merken op dat
ze één van de weinige Belgen zijn die, net als wij, op die manier rondreizen.
Meestal zijn het de Nederlanders die globetrottend en caravannend in Europa onderweg zijn. De
Antwerpenaar zegt dat hij niet graag tussen die gierigaards kampeert. Wij horen
hem wat stomverbaasd aan. Al de Nederlanders die wij tot hiertoe tegengekomen
zijn, zijn hele joviale mensen, zelfs tegen het Belgisch Bourgondische af.
Helemaal niet gierig, zuinig misschien, ja.. maar hebben ze geen gelijk? Wij en
ook jullie, nieuwe Antwerpse gepensioneerden, kamperen toch ook liever twee
maanden op de goedkopere Acsi of camping- chequecampings in plaats van ons een
rib uit ons lijf te betalen, niet? De Antwerpenaar hoort zelfs onze
argumentatie niet. Hij begint al op voorhand te lachen en zegt: “Awel ik ken
een goei mop!” Waarom huilt een Nederlandse man als hij klaarkomt? Woehaaa, omdat het dan uit zijn eigen zak
komt! Woehaaa! Ik ken er nog één, wat gebeurde er met de
twee Hollandse nichten die naar Parijs gingen?. Hahahaaa, nichten zonder familieverband hé! Heddem?
Snaptem? Dus wat gebeurde er met de twee Hollandse homo’s die naar Parijs..” de
rest van de mop blijft ons gespaard want twee plaatsen verderop begint de
Zwitsers- Franse hondenoorlog. De twee kleine Gruyèremormels worden uitgedaagd
door een grote buldog, die gelukkig voor hen wel aangelijnd is. Het Franse baasje
trekt aan de hondenriem, maar de buldog is niet af te remmen. Hij zal niet
stoppen voor hij één van die zenuwachtige uitdagende kuttenlikkertjes een oor
of een staart afgebeten heeft. Het gejank en het gekerm is niet om aan te horen.
De jammerende Zwitsers trachten zonder resultaat hun niet opgevoede loslopende salonkeffers
vast te grabbelen. Zij blijven echter aanvallen (de hondjes hoor, niet de
Zwitsers) en wij lachen in ons vuistje en denken: “Ja buldogje, bijt maar eens
goed in ‘les petits chiens’, laat ze maar eens goed rondspurten! Eigen schuld,
dikke bult!” Iedereen komt nieuwsgierig uit de caravan of camper om het
rampgebied te overzien. Alleen de twee Engelse bleekscheten blijven als
marmeren beelden zitten en lezen voort. Als de hondenbrigade weer uit elkaar
gehaald is, draaien wij ons terug om naar het Antwerpse koppel en roepen samen:
“Ze gingen niet hé!”
Sim, 2/6/2015 Barcelonette, Alpes Mercantour