maandag 28 november 2016

RODE NEUZEN DAG KOMT VOOR HAAR EEN HALVE EEUW TE LAAT

Heel zielig lag ze daar,  mager en grauw tussen de smetteloos witte lakens van het ziekenhuisbed.
In enkele weken tijd was haar gezonde huid over alle tinten geel naar het groen grijze van de dood verkleurd.  Helemaal alleen bang afwachtend, want de stemmen die reeds van in haar puberteit in haar hoofd woonden, hadden haar verlaten.
Ze was als tiener super intelligent. Ze was zo'n prachtige jonge meid geweest en opeens was er iets finaal in haar hoofd kapot gegaan. Het duurde een tijdje alvorens haar omgeving inzag dat er werkelijk iets ernstigs aan de hand was. Plots sleepte ze zich van de ene verplichte antipsychotica spuit naar de volgende. Psychiatrie in en psychiatrie uit.
Nu het einde naderde weigerde ze alle spuiten, ook diegene die haar al haar pijn konden verzachten. Eindelijk had ze de macht om alles te weigeren.
Manlief stond naast haar bed en streelde de haren en de handen van zijn zus. Met zijn oor tegen haar mond, probeerde hij haar fluisterende woordjes te verstaan.
Een lichamelijk contact dat ze bij leven niemand, ook haar broer nooit had toegestaan.
Ze had genoeg aan haar stemmen gehad…Dwingende, lieve, vloekende en Frans sprekende stemmen. Ze kon niet werken zoals de meesten onder ons en ze ging gebukt omdat ze dacht dat iedereen het schandalig vond dat zij van een uitkering leefde.
De verschillende stemmen hielden haar gezelschap, als ze in haar kleine kamertje kettingrokend haar leven wegblies. Op de salontafel stonden grote diepe borden vol peuken en van de ooit witgeschilderde muren  droop de nicotine bruin naar beneden.
Als ze zich weer eens inbeeldde dat mensen zeiden dat ze naar sigaretten stonk, waren haar stemmen daar, die haar opdroegen wat ze tegen de nietsvermoedende medepassagiers op bus en tram moest roepen. Deze mensen begrepen het allemaal  niet…de stemmen die haar begeleidden, verplichtten haar op die manier te reageren.
Stemmen, die haar ’s avonds toeschreeuwden, dat achter de kast, grote griezelige spinnen uit de muur kwamen. Voor haar een realiteit en een rede om de kasten  van de muur te sleuren,  alles kapot te slagen, de luchter uit het plafond te trekken, en door de zittingen van de stoelen te kerven.
Stemmen, die haar dwongen om met een hamer de bankautomaat in gruzelementen te slaan, omdat deze geweigerd had, geld van haar rode rekening uit te keren.
Zich hevig verzettend, tegen elke mogelijke nieuwe opname in de psychiatrie, sloot ze de elektriciteit van haar deurbel af en duwde ze haar mobiel uit. Niemand zou haar vinden !
Ze luisterde naar de stemmen, die haar verwittigden, dat de witte mannen haar ’s nachts zouden komen halen en sliep geen enkele nacht nog normaal. Wakend uit angst,  barricadeerde ze haar deur met emmers ammoniak, klaar om de strijd aan te gaan. Ze verstopte messen in haar jaszakken om zich onmiddellijk te kunnen verdedigen.
Toen ze zich niet op tijd opnieuw in het psychiatrisch centrum  aanmeldde om haar injectie te krijgen werd ze na geruime tijd als onrustwekkende verdwijning opgegeven. Politie aan onze telefoon en verontruste hospitaalwerkers die ons trachtten te verwittigen. Maar haar stemmen hadden haar opgedragen om een tijdje te verdwijnen en zwartrijdend de trein naar Parijs te nemen.
Daar ging ze dan eens lekker uitgebreid in een chique restaurant  eten. Na de heibel om de onbetaalde rekening, werd ze dan ook onder politiebegeleiding de zaak uitgezet. Een medewerker van het Franse consulaat, die ook in het restaurant aanwezig was herkende de symptomen en organiseerde vanuit Frankrijk een ambulance, enkele reis, naar de psychiatrische afdeling van het Stuyvenbergziekenhuis* .
Er waren ook stemmen, waarmee ze eindeloze superintelligente gesprekken kon voeren en die haar een warme rode gloed bezorgden, als ze aan iemand dacht, waar ze zich goed bij voelde.
Na elke maandelijkse spuit verdwenen de stemmen.  Voor de buitenwereld werd ze dan min of meer normaal. Eenzaam en alleen doolde ze dan door de Antwerpse straten. Bij de in de metro slapende daklozen kon ze dan haar verhaal nog kwijt en zocht ze vriendschap in kroegen waar alle kneusjes en alcoholisten bijeenkwamen. Meer dan één keer had ze een einde aan dit nutteloze leven willen maken.
Ze voelde zich genezen en begreep niet waarom ze telkens opnieuw medicatie moest krijgen. Zij was diegene die gezond was en al die anderen begrepen het allemaal niet! Helemaal alleen bokste ze telkens opnieuw tegen de hele zogezegd gezonde wereld op.
Drie weken na            dat de spuit uitgewerkt was, kwamen haar stemmen als vergif opnieuw binnensluipen, maar zij was zo dankbaar dat ze niet meer alleen was om alles te verwerken.
Nooit had ze warmte, liefde en begrip gekend. Zelfs diegene die het goed met haar voorhadden, die haar op het hart drukten, dat ze zich alles gewoon in haar psychose inbeeldde, werden regelmatig door haar aangehaald en keer op keer opnieuw verstoten. Voor ons was het heel moeilijk te begrijpen.
En nu, op haar laatste reis, hadden  de stemmen, waar ze zich zo aan vastgeklemd had,  haar  één voor één verlaten, als ratten op het zinkende schip.
Zij hadden haar helemaal alleen achtergelaten met haar ziekte en de oneindige schrik voor de dood.
Marceline Vercauteren , 28/8/1950 – 1/11/2013  zuster van manlief
Stuyvenbergziekenhuis =  psychiatrische afdeling in Antwerpen  



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik hoor heel graag van jullie wat jullie van mijn verhaaltjes vinden ?